De Vlaamsche School. Jaargang 28
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
De voormalige abdijkerk van Tongerloo
| |
[pagina 23]
| |
Lemmeken besteet te makene alle de chiragie, die comen sal aen het Sacramentshuys... ende alle vercleeringe van onder tot boven toe... Ende de pileerkens met buycxkens moet hij divers maken, datse nyet alleleens en zyn. Van dit voorgenoempt werck moet den voirsc. Willem hebben voor zynen arbeyt vyff hondert guldens ende vyftichGa naar voetnoot(1).’ - Ten gevolge van veranderingen aan het patroon, kreeg Willem den 28n September 1538 tachtig gulden boven de voorgeschrevene som. Hij beitelde voetstukken, kolommen, frijten, geveltjes, enz., en ook zes zittende kinderkens van Avesnes en twee van albast. W. Van der Borcht is in de Liggeren der Sint-Lucasgilde van Antwerpen, als vrijmeester vermeld ten jare 1535. Rombout De Drijvere heeft aangenomen ‘het heel werck, al wat van albasten en van Avennes es te scoreren ende de borduren te steken van onder tot boven toe,’ tegen eene vergelding van 477 guldenGa naar voetnoot(2). Maar evenals bij Van der Borcht klom de betaling hooger, ten gevolge der wijzigingen aan het plan toegebracht. De schilder of stoffeerder Peeter De Cortte is belast geweest met het stoffeeren en vergulden van al de deelen van het Sacramentshuis. ‘Item daer zullen wesen vyf yseren doeren, die moet den selven Peeter oock vergulden.’ Boven de som van twee honderd gulden, naar overeenkomst hem verschuldigd, kreeg Peeter nog ‘uyt gracien twelf Karolus gulden ende een tabbart lakenGa naar voetnoot(3).’ Peeter De Cortte werd als vrijmeester aangenomen in de Sint-Lucasgilde in 1529Ga naar voetnoot(4). Tielman, van Beeringen, sinds jaren schrijnwerker in het klooster, was wel iets meer dan een gewoon werkman, al stond zijn gewoon dagloon niet al te hoog. Een blad papier van 1527 maakt ons er mede bekend: ‘Thielman van Beeringhen wint sdaechs iij st., Summa voer cclxi werckdagen xxxix Rsg. iij st., behalven den cost.’ Desniettegenstaande bleef hij jaren en jaren in den dienst der abdij: een teeken dat hij met zijn lot tevreden was. Doch er hoeft bij gezegd, dat men hem buitendien afzonderlijk betaalde voor de werken van eenig belang, die hij uitvoerde. Meermaals zullen wij hem te noemen hebben. Met Willem Van der Borcht maakte hij de afsluiting van het tabernakel. Willem ontving daarvoor 76 rijnsg., Tielman 36. Op welken voet de bouwmeester Lammekens betaald werd, kan men opmaken uit het volgend kwijtschrift: ‘Ick Philips Lammekens kenne ontfangen te hebbene van myn heer de prelaat van Tongerloe ter zaken van mynen dienst die ick den voirscreven prelaet gedaen hebbe binnen vier jaren lestlede zoe aen tsakermentshuys, sepulture, lavatoire, clousen ende andersins tot desen dagen toe de somme van twee hondert karolsguld. ende noch van eenen steynen preeckstoel twintich guld. ende noch uut gracien dertich karolusgulde. Kenne my alsoe van allen mynen arbeyt tot desen voirsc. dage toe ten volle vernuecht te zyne. Orconde myns hantekens hier onder geset opten xxviiien dach in Novemb. ao xvo xliio In presentie van Mr Giel. Crabbe, Henr. Else ende Peeter Scheelen.’ Handteeken van Ph. Lammekens:
Vijftig gulden 's jaars bedroeg dus zijn loon voor algemeene zorgen, zooals wij hierboven naar Heylen zegden, maar afzonderlijk werd hij daarenboven betaald voor de voornaamste werken, door hem ontworpen of uitgevoerd, en zoo zegt de genoemde archivist in eene zijner aanteekeningen, dat hij voor het sacramentshuis 300 rijnsgulden ontving. Uit het voorgaande, daar bijgevoegd den prijs der materialen: albast en Avesnessteen, lood, ijzer, enz. - waarvoor meer dan 1500 rijnsgulden betaald werden -, en de kosten van een lastig vervoer - van Antwerpen tot Sichem te water, en van Sichem tot Tongerloo per heurst en wagen -, kan men eenigerwijze afleiden wat ontzaglijke som geheel het werk gekost heeft. - Doch wij hebben genoeg getoefd bij het tabernakel. Teekenen wij echter dit opschrift nog aan, dat daar in de nabijheid in gouden letteren te lezen staat. Het werd opgesteld door Cornelius Jansenius, voordezen leeraar in de abdij en daarna de eerste bisschop van Gent, niet te verwarren met zijnen niet minder, schoon min goed befaamden naamgenoot, die bisschop was van IJperen. Aan de voorlezingen in de abdij gegeven, hebben wij zijne Concordia Evangelica te danken. Zij is opgedragen aan den abt Arnoldus Streyters, dien hij den Mecenas zijner studiën noemtGa naar voetnoot(1). Zes kronen of twaalf gulden kreeg hij in vergelding van die opdrachtGa naar voetnoot(2). Het opschrift bij het tabernakel luidt:
Quid stas, et lapides pulchros miraris, et artem.
Cerne quod interius sit Deus omnipotens.
Hoc te non moveat quod pulchra aedicula facta est,
Omnis nam pulchri hic Conditor occulitur,
Author mundanae fabricae hic concluditur intus.
Flecte genu supplex, numina sancta colens.
Non hanc quis celebri Salomonis conferat aedi;
Non umbras, verum sed capit illa DeumGa naar voetnoot(3).
(Wordt voortgezet.) F. Waltm. Van Spilbeeck. |
|