Iets over kunstveilingen.
In de dagbladen ging onlangs het volgende berichtje rond:
‘De onder-voorzitter en twee leden der commissie van het rijksmuseum van schilderijen te Brussel, vergezeld van den aan het museum verbonden deskundige, zijn naar Parijs vertrokken om de veiling der beroemde verzameling Wilson te gaan bijwonen. Het museum kan op dit oogenblik over tamelijk veel geld beschikken; het is dan ook waarschijnlijk, als er niet zottelijk opgejaagd wordt, dat de lasthebbers eenige zeldzame schilderijen uit Parijs zullen aanbrengen, ter verrijking van de kunstschatten des museums.’
Wij gelooven dat de personen die gelast zijn om voor rekening van museums, openbare bibliotheken en archieven aankoopen op veilingen te doen, zich nooit vooraf als dusdanig zouden mogen doen kennen.
Indien deze voorzorg genomen werd, zouden zij meestal veel goedkooper kunnen koopen, dan in het tegenovergestelde geval.
De trompetterij waarmede het verschijnen op de bovenvermelde veiling te Parijs van de afgevaardigden van het Belgische rijksmuseum aangekondigd werd, en nog al onder bijvoeging dat bedoelde heeren het geld niet te zeer behoefden te ontzien, vermits het museum bij kas is, - is niets minder dan dwaas te noemen.
Of wien is het niet bekend welke looze trekken er worden gespeeld, welke onzuivere middelen er worden gebruikt op koopdagen en inzonderheid op veilingen van kunstgewrochten, dikwijls om de liefhebbers te misleiden, ja volslagen te bedriegen ten opzichte der hoedanigheid van wat hun voorgebracht wordt, en schier altoos, wanneer hiertoe maar eenige kans bestaat, door het onderduims opjagen van den prijs der voorwerpen, bij monde van dusgenaamde strooien mannen?
Het zou ons niet moeielijk zijn, op vele ons daarvan bekende treffende voorbeelden te wijzen.
Wij zouden, met naam en datum, eene veiling kunnen aanhalen, waar de bewaarder van eene openbare kunstverzameling, bod stellende op voorwerpen die hij blijkbaar last had om als ambtenaar te koopen, zich dezelve honderde franks te duur zag toewijzen, doordien vanwege belanghebbenden, tusschen het publiek vermengd, herhaaldelijk hooger bod werd gedaan, in de verwachting, zooals de personen later zelven erkenden, dat de ambtenaar het niet zoo spoedig opgeven zou, wat inderdaad het geval bleek te zijn.
Verschillende keeren is het bij onze wete gebeurd, dat bestuurcommissiën van kunstverzamelingen last gevende om op kunstveilingen stukken te koopen, mits voor niet meer dan eene vooraf bepaalde aanzienlijke som, de toewijzing juist voor dit bedrag plaats had aan de leden der commissiën die eigenmondig bod stelden....
Eens woonden wij de verkooping bij van eene belangrijke boekverzameling; verscheidene zeldzame werken werden gekocht door een ambteloos burger die, na afloop van de veiling, in de verkoopzaal zegde (wat hij eigenlijk beter zou gedaan hebben te zwijgen), dat hij voor rekening van eene openbare bibliotheek, die hij noemde, gekocht had. Een der aanwezige erfgenamen van den overleden persoon wiens boeken verkocht waren, zeide daarop met eenen glimlach: ‘Hadde ik dat maar kunnen denken, dan zou ik er wel voor gezorgd hebben dat u niet zoo gauw geluk gegeven werd.’
Er is een spreekwoord dat zegt: wie goed bediend wil zijn, op de markt, moet zich als een verstandig kooper gedragen.
Dit geldt voor de kunstmarkt even zeer als voor de graanen fondsenmarkt.
Naschrift. Sedert het bovenstaande werd geschreven heeft de verkooping van de verzameling Wilson plaats gehad. Het Belgische rijksmuseum kocht eenige stukken, in ons tijdschrift reeds genoemd op blz. 53; hier zij slechts aangestipt dat volgens sommige bladen, waaronder de Fédération artistique en de Echo dn Parlement, er veel te veel geld voor besteed werd, buiten evenredigheid met de waarde van de schilderijen.