geteekende liggende leeuw, waarschijnlijk de studie naar de natuur vóór 1830 te Gent uitgevoerd en waarvan gewaagd is in de geschiedenis van den befaamden dierentemmer Martin, door ons vermeld in 1877, blz. 26, onder den titel van Portretschildering. Verboeckhoven had niet alleen en vooral de natuur van zijn land bestudeerd, maar had ook gereisd om andere landstreken van nabij te leeren kennen, zooals genoegzaam blijken zal uit de opgave zijner bijzonderste tafereelen. In 1826 bereisde hij Holland en Engeland, in 1828 Duitschland, Zwitserland en Frankrijk; in 1841 bezocht hij voor de eerste maal Italië.
In 1824 was E.J. Verboeckhoven reeds tot lid benoemd der koninklijke academie te Amsterdam; eene zelfde eer viel hem te beurt te Gent en te Antwerpen in 1826 en 1828, en te Kortrijk, Douai en Parijs in 1829 en 1830. Te Parijs bekwam hij eeremetalen op de tentoonstellingen van 1824, 1841, 1845 en 1855. In 1833 werd hij benoemd tot ridder, in 1854 tot officier en later tot commandeur der Leopoldsorde; hij was ook ridder van het IJzeren Kruis en commandeur der orde van Frans-Joseph van Oostenrijk, ridder van het Fransche Legioen van Eer, van de Beiersche orde van verdiensten van Sint-Michiel, van de Christusorde van Portugal enz. In 1852 werd hij een der eersten benoemd als lid der academie te Antwerpen, in welks hedendaagsch museum, behalve een zijner tafereelen, ook zijn afbeeldsel door hem zelve geschilderd prijkt. Hij was buitendien lid der keizerlijke academie van Sint-Petersburg, van het bestuur der Belgische rijksmuseums en van een aantal maatschappijen van kunst en natuurkundige inrichtingen. Reeds van in 1822 werd zijn portret op steen gebracht door G.E. Eilbracht en door Hesse; in 1834 teekende J.B. Madou Verboeckhovens portret op steen voor het tijdschrift L'Artiste te Brussel; het werk van Immerseel bevat Verboeckhovens portret in houtsnede van A.F. Nett, en bij zijn overlijden hebben de bijzonderste kunsttijdschriften evenals wij zijn portret doen graveeren.
Ter loops zij hier vermeld, dat op de groote schilderij van G. Wappers, getiteld: De omwenteling van 1830, dagteekenend van 1835 en thans berustende in het rijksmuseum te Brussel, Verboeckhoven afgebeeld is tusschen de strijders (?) van 1830, waartoe hij inderdaad heeft behoord, wat hem de hooger vermelde vereering van het IJzeren Kruis deed bekomen.
In het werk getiteld: Galerie des Peintres des écoles Flamande et Hollandaise, dédiée au Roi, dat in 1826 bij A. Wahlen, te Brussel, verscheen, komen portretten voor door Verboeckhoven op steen geteekend. In 1830 teekende hij op steen een leeuw die zijne ketens verbreekt, zinnebeeld der Belgische omwenteling; maar de steen werd vernietigd en de afdrukken voerden slechts den voornaam van den schilder. Er wordt beweerd dat hij bevreesd geworden was voor het geval dat de Hollanders mochten terugkomen.
In de eerste aflevering van het reeds vermelde kunsttijdschrift L'Artiste, gesticht in 1833, komt eene steendrukplaat voor, door Verboeckhoven uitgevoerd naar zijn tafereel, verkocht aan den baron Rothschild. In 1835 kondigde men de teekening op hout aan van platen toepasselijk op de fabelen van La Fontaine, die door Bougon moesten gesneden worden; ook bestaat van hem eene verzameling van 22 koperetsen, te Brussel in 1839 verschenen onder den titel van: Etudes à l'eau forte par Eugène Verboeckhoven; de onderwerpen van zes dezer platen zijn aan La Fontaine's fabelen ontleend. Behalve dit werk zijn er nog 37 etsen van hem gekend die door de liefhebbers gretig worden gezocht; sommige zijn zeer zeldzaam geworden. In de 3e aflevering voor 1839 van het tijdschrift La Renaissance komt eene meesterlijk door Verboeckhoven geteekende steendrukplaat voor, wel geschikt om te doen betreuren dat de schilders van onzen tijd niet veelvuldiger hunne werken op steen teekenen, wat een gemakkelijk, goedkoop en zeer doelmatig middel is om hunne gewrochten te verspreiden en derhalve naam te maken.
Voor het Volksmuseum, destijds te Brussel uitgegeven, maakte hij onderscheidene teekeningen op hout.
E.J. Verboeckhoven was getrouwd met Paulina Fernandina Hebbelinck, van Gent; hij laat verscheidene kinderen en kindskinderen na.
Tusschen zijne leerlingen hebben wij de volgende opgeteekend: L.P. Verwee, A. Morren, Tilmont, A.R. Jones, Ch. en Edm. Tschaggenij.
Des meesters plechtige lijkdienst had te Schaarbeeck op 22 Januari plaats in de Sint-Servatiuskerk, ten 11 ure 's morgens. Duizenden, uit alle standen, vergezelden het stoffelijk overschot tot op het kerkhof.
De door Verboeckhoven nagelatene werken, zooals teekeningen, schetsen, studiën, tafereelen en beeldhouwkundige modellen zijn verbazend talrijk. Door dagbladen werd in het begin van Februari verzekerd, dat liefhebbers er een millioen vijf honderd duizend franken voor hadden aangeboden.