De Vlaamsche School. Jaargang 26
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijZegels der abdij van Tongerloo.
5. Het vijfde abtelijk zegel bleef nog al een geruimen tijd in gebruik. Wij zagen er afdrukken van uit de jaren 1315, 1318, 1339 en 1352, de eerste met, de laatste zonder tegenzegel. Het is voortdurend in gothischen vorm en verbeeldt nog immer eenen abt met dezelfde bijhoorigheden als te voren, maar thans
| |
[pagina 197]
| |
scheidt deze verbeelding af van het opschrift, dat luidt: + S'abbis be marie de Tongerlo +. De naam Marie is derwijze verdeeld dat de letters RI onder het voetstuk, waar de abt op steunt, plaats vinden. Op het kleine, ronde tegenzegel, leest men: + S. Secreti abbais de Toglo. Hier is andermaal de abt halflijfs afgebeeld, maar draagt den staf in de linker-, het boek in de rechterhand. De achtergrond is versierd met strepen, tot schuinsche ruiten over elkander gekruist, in welker tussckenruimten men kruisjes of leliën ontwaart. ‘De meeste kerkgebruikkundigen hebben als een onderscheidingsteeken tusschen den staf van eenen bisschop en dien van eenen abt, de manier opgegeven, op welke de krul door hem die den staf draagt, gekeerd wordt. De abten, zeggen zij, houden den staf met de krul naar binnen of naar den schouder gekeerd; maar de bisschoppen houden hem naar buiten, naar het volk van hun bisdom. Werkelijk, het ceremonieboek der bisschoppen schrijft hun voor, wanneer zij tot het altaar opgaan, den staf in de linkerhand te dragen, met de wrong naar het volk gekeerd, terwijl zij met de rechterhand den zegen geven. Maar in dit punt zijn de oude gedenkstukken op verre na niet in overeenstemming met de moderne leering van de kerkgebruikkundigen.Ga naar voetnoot(1)’ Deze heel juiste opmerking van den geleerden oudheidkundige E. Reusens krijgt eene nieuwe bekrachtiging door de zegels die wij beschouwen; uit deze blijkt eenmaal te meer dat in vroegere tijden, aangaande de manier van den staf te keeren, geen vaste regel bestond. Van de zeven verschillige zegels waarop een abt is afgebeeld, zijn er vier waar deze de krul naar buiten, drie waar hij die naar binnen keert; en, wat meer is, op het zegel, dat wij thans beschouwen, is de staf op den voorkant binnenwaarts, op den achterkant, dat is op zijn tegenzegel, buitenwaarts gekeerd. Willekeurigheid was hierin dus meester. Dat op onze zegels een abt is verbeeld, en niet - zooals iemand zou kunnen veronderstellen - een bisschop, als bij voorbeeld de H. Norbertus installer, of de H. Augustinus wetgever der orde van Premonstreit, wordt bewezen door de charters, waarin men leest dat zij bezegeld zijn met een zegel eenen abt verbeeldende.Ga naar voetnoot(2) Hieruit volgt, dat, waar men op zegels, of op andere gedenkstukken van dien aard, eenen abt met buitenwaarts gekeerden staf tegenkomt, dit den kunstenaar niet als eene feil moet toegeschreven wordenGa naar voetnoot(3). De afwezigheid van eenen wimpel of van een vlaggetje aan den staf van den abt moet ook geen opzien baren, noch doen veronderstellen dat hier wellicht een bisschop verbeeld wordt; ten onrechte beschouwden sommigen dit aanhangsel als een onderscheidingsteeken tusschen eenen bisschop en eenen abt. Desaangaande schrijft de reeds genoemde oudheidkundige: ‘Aan den knoop, of aan den schacht van den staf werd dikwijls een stuk stof, gemaakt van zeer fijn linnen, gehecht, dat in de oude gedenkschriften gekend is onder den naam van velum, sudarium, orarium of panisellus. Dit doek, soms rijk versierd met borduur- of goudstikwerk, werd door sommige oudheidkundigen, schoon ten onrechte, gehouden voor een bijzonder kenteeken der abtelijke staven. Wat aan deze meening eenen schijn van grond heeft gegeven, is, dat in Italië, of ten minste in het Noorden van dit land, en in 't bijzonder in het bisdom van Milaan, omstreeks het einde der xvie eeuw, het velum aan den staf enkelijk door de abten werd gebruikt, overeenkomstig met de voorschriften eener kerkvergadering van Milaan, door den H. Carolus-Borromeus gehouden. Een decreet van deze vergadering bepaalt dat niet de bisschoppen, maar wel de abten een velum aan den staf moeten dragen. Aan dezen kant der Alpen, dat is te zeggen in Frankrijk, België, Engeland en Duitschland, waren, in het ojivaal tijdvak, zoowel de bisschoppelijke als de abtelijke staven van dit aanhangsel voorzien, gelijk een groot getal, thans nog bestaande, geschilderde en gebeeldhouwde gedenkstukken bewijzen.Ga naar voetnoot(1)’ 6. Het jaar 1372 laat ons wederom een nieuw zegel aanschouwen, op hetwelk een abt is afgebeeld staande in eene nis die op geheel zonderlinge wijze is samengesteld. Rechts en links verheft zich op eene zichtbare grondvesting eene kerk of kapel. In hunnen voorgevel ziet men eene deur met dubbele opening in gothischen stijl, terwijl de zijmuur van een vierkant venster voorzien is; boven het dak rijst een torentje met gothisch venster. De twee torenspitsen zijn aan elkander verbonden door eenen rijk met torentjes versierden troonhemel die, boven het hoofd van den abt, de nis volmaakt. Dit verhemelte ontbreekt op het onvolledig zegel, dat wij in gravuur lieten overbrengen, maar was min of meer zichtbaar op fragmenten, hangende aan oorkonden van de jaren 1375 en 1379. Geheel de samenstelling steunt op een voetstuk met drie bogen, waarvan de twee uiterste in hofsieraad uitgaan. In den voorgestelden abt dient opgemerkt te worden, dat hij eenen koorpels of almutium op den linkerarm draagt. In den rand leest men: (S. abbat)is bea(te) marie de Tongh(erlo). Aan eene akte van het jaar 1389 vinden wij brokken van een zegel, dat wij denken verschillig te zijn van die wij hier beschrijven; zij zijn echter te klein om iets met zekerheid over de geheele samenstelling te zeggen. Overigens, wij willen onze lijst van Tongerloosche zegels niet voor volledig doen doorgaan; die ons in de handen vielen, hebben wij met zorg verzameld; mochten mettertijd er andere ons ter kennis komen, ook die zullen wij met gelegenheid mededeelen. Wat den tijd aangaat op welken dit of dat zegel in gebruik was, moeten wij nog | |
[pagina 198]
| |
verklaren dat de door ons opgegevene jaren nauwkeurig zijn, maar daarom niet uitsluitend, zoodanig dat sommige zegels wellicht ook nog vroeger, of later gebezigd werden. 7. Op het einde der xive eeuw heeft de abt van Tongerloo wederom een ander zegel in gebruik. Zooals op de vorige is er een abt, thans echter niet meer in altaargewaad, maar in zijn kloosterhabijt en in koormantel, op afgebeeld, met den staf in de rechterhand, terwijl hij met de linkerhand denboord vasthoudt van den mantel die in bevallige plooien nedervloeit. Aan beide zijden der gothische nis, waar hij onder staat, is een tweelobbig en lansvormig venster, en het vijfbogig gewelfsel is bekroond met een bosch van torentjes en tinnen. Voor de eerste maal zien wij hier in het randschrift den naam van Tongerloo als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Het luidt: S: abbatis: beate: Marie: Tongerlensis. Het oudste afdruksel van dit zegel vinden wij ten jare 1397, hangend aan een verdrag gesloten tusschen den abt van Tongerloo, de abdis van Vrouwen-Park, en die van Rameien, waardoor zij eene verbintenis aangaan om gezamenlijk den pastoor van Sittard voor het gerecht te dagen, die in strijd met hunne rechten, zich de wijngaardtienden in zijne parochie aanmatigde. Belangrijk is deze oorkonde, niet om het gezegde rechtsgeding, maar omdat zij ons den waren naam leert kennen van den prelaat, die gewoonlijk, wellicht naar den naam zijner geboorteplaats, slechts onder den naam van Joannes van de Grave (de Gravia) voorkomt. Hier wordt hij genaamd Joannes Brief van de Grave (Johanne dicto Brief de Gravia). Zoo zijn er nog eenige andere abten van Tongerloo, wier namen ons, bij het doorsnuffelen der archieven, ter kennis kwamen. Hierboven maakten wij reeds melding van Joannes Bisschops en van zijne naamgenooten Joannes van Lier en Joannes van Berlaar; Godefridus van Herenthals (+ 1309) wordt ergens Roest geheeten; de zoogenaamde Henricus van Beckevoort (+ 1333) heeft in het Cartularium den naam van Henricus de Robbensrode, en is waarschijnlijk de kanunnik Henricus de Robinsrode, die ten jare 1326 als getuige in eene zaak optreedt, dezelfde persoon, die later abt werd; Theodoricus van Haren (+ 1447) wordt in het Necrologium de Apelteren genaamd; Joannes van Westerhoven (+ 1501) heet op een pakje kwijtbrieven van zijnen tijd, Joannes Haimis of Hamus. Het gezegde zegel bleef in gebruik tot in het jaar 1416. 8. Een jaar later, 1417, was het evenwel vervangen door een dat grooter van vorm en rijker in architectuur, dezelfde verbeelding voorstelt en hetzelfde opschrift draagt als het vorige. Niet een is zoo langen tijd in gebruik gebleven;gedurende het overige der xve, alsook door geheel de volgende eeuw heen werd het voortdurend gebezigd. Aan menigvuldige stukken, onder het bestuur van abt Streyters (1530-1560) opgemaakt, vinden wij er afdruksels van, maar deze abt prentte gewoonlijk zijn wapen als tegenzegel op den achterkant. Zooals men weet, werd na het overlijden van Streyters, en niettegenstaande de gedane verkiezing van Jacobus Veltacker, de abdij bij het bisdom van 's-Hertogenbosch ingelijfd, derwijze dat de bisschop tevens prelaat van Tongerloo zoude zijn. Deze staat van zaken heeft voortgeduurd tot het jaar 1590, wanneer, onder bisschop Clemens Crabeels, mits bepaalde voorwaarden, de abdij werd afgescheiden van het bisdom en zij de vrijheid terugwon zich eenen eigen abt te kiezen. De eerste, na die afscheiding tot de abtelijke waardigheid verkozen, was Nicolaüs Mutsaerts. Deze gebruikte nog ten jare 1597 het onderhavige zegel, het laatste, naar wij vermeenen, van dien aard, dat door de abten van Tongerloo gebezigd werd. Zooals wij hooger zegden, gebruikte Streyters zijn wapen als tegenzegel; eveneens zagen wij het wapen van Adrianus Stalpaerts, Mutsaerts' opvolger, als tegenzegel naast het gemeenschappelijk zegel van den abt en het convent; zoo kwamen de zegels met de betrekkelijke wapens der abten ingesneden allengskens in voege, om eindelijk uitsluitelijk gebruikt te worden. De twee laatste eeuwen vertoonen ons dus op de zegels der abten, hunne betrekkelijke wapens, in verschillenden vorm en met loofwerk versierd. Daar wij voordezen de wapens der abten van Tongerloo reeds hebben medegedeeldGa naar voetnoot(1), schijnt het ons onnoodig eene omstandige beschrijving of de afbeelding in gravuur dezer zegels te geven. Tongerloo. Fr. Waltm. Van Spilbeeck. |
|