J.T. Coosemans, Novembermiddag en Moerassige weg.
A. Dandoy (Namen), een Gezicht te Bornhem en een uit de Omstreken van Namen.
A. Elsen, Februari, een zorgvuldig bewerkt stuk dat wij reeds te Antwerpen in het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen mochten bewonderen, even als de twee zeer verdienstelijke stukken van J. Guiette.
Van wijlen E. Huberti (zie blz. 137) prijken op deze tentoonstelling een Herfst en Omstreken van de Schelde.
F. Marinus, bestuurder der academie van Namen, een der oudste Belgische schilders die op de geschiedkundige tentoonstelling van 1830-1880, niet vertegenwoordigd is, liet zich op de Gentsche vertegenwoordigen door een landschap uit den omtrek van de stad zijner inwoning, een Gezicht van Beauvallon.
K. Pauli, De woudbeek en Boschrijk landschap, beide verkocht.
Th. Verstraete, een meesterlijk buitengezicht, Zomeravond.
Loffelijk vermelden wij nog de stukken ingezonden door de Antwerpsche schilders H. De Cock, H. Van Meerbeeck, A. De Keyser, A. De Lathouwer, L. Bullerkotten, I. Meyers, J. Sluyts en H. Verdonck, en door de Brusselsche A. Asselbergs, Th. Baron, F. Binjé, Mej. Beernaert, mev. M. Collart, T. Delsaux, mev. Desalle geb. A. Stroobant, C. De Vries, G. Van der Hecht en Rosseels.
Landschappen van Baron, Quinaux en Rosseels werden aangekocht voor de trekking.
F. Leemans zond (als naar gewoonte) twee puike schilderijen: Het einde van den dag en Maneschijn in Holland. Beide strekken zijne reeds gevestigde faam tot eer.
Tusschen de schilders van Stadsgezichten vermelden wij
J. Carabain (Brussel), twee goed getroffene eigenaardige gezichten uit Verona: De groenselplaats en De grafsteden der Scaliger's.
F. Gons, die zich in verschillende vakken der schilderkunst zoo gunstig deed kennen, een fraai gezicht uit Antwerpen: Het Groenkerkhof met O.-L.-Vrouwekerk en toren.
J.C.K. Klingenberg ('s-Hage), Gezicht te 's-Gravenhage en de Spaansche kade te Rotterdam, zorgvuldig bewerkte stukken.
V. Kuhnen (Brussel), Het Brugsche vrije en Hoek eener straat.
J. Ruyten, Winterdag te Lier en St.-Jacobskerk te Antwerpen, twee goede kabinetschilderijen.
F. Stroobant: Oude Sint-Jansbrug te Brugge, eene goede samenstelling, die echter zoo kraakzuiver is geschilderd dat zij daardoor waarheid mist in toon en kleur. Dezelfde opmerking moeten wij maken voor de tafereelen van G. Walckiers (Brussel).
G. Wilberg (Berlijn), een merkwaardig en zeer getrouw weergegeven Binnengezicht der St.-Marcuskerk te Venetië.
F. Bossuet (Brussel), De Rozenkranskaai te Brugge en Puinen van Arabische werkhuizen.
Zeegezichten die loffelijk mogen vermeld worden zagen wij van: A. Allaerts, L. Artan, F. Hens (Antwerpen); H.L. Permeke (Burght); L. Bellis, A. Bouvier, V. Carabain, C. Dommershuizen, A. Musin, T. T'Scharner, L. Van Damme (Brussel); A. Bohnhorst (Hamburg); J.F. en W.J. Schütz (Middelburg); J. Didier en F. Feyen Perrin, (Parijs); H. W Mesdag ('s-Gravenhage); J.C. Greive, J. Hilverdink (Amsterdam); E. von Lichtenfels (Weenen): M. Müller (Dusseldorp).
Tusschen de goede Dierenschilderingen halen wij aan:
A. Moreau (Parijs), Eene halt (een hondenspan).
C. Cunoeus (Amsterdam), Bescherming en In de sneeuw.
K. Boland, De zeven hoofdzonden (verkocht) en De ezel en het zwijn, Esopus en Epicurus (zie blz. 82).
G.J. Bos (Leiden), Een hoenderkot en Ossenmarkt.
X. De Cock, Koeien uit de weide komende. De dieren missen vastheid van toon en kleur en zijn te glasachtig geschilderd.
A. Plumot, twee stukken die wij reeds te Brussel en te Antwerpen zagen.
A. Clarys (Brussel), Terugkeer van de paardenmarkt.
C. De Bruycker (Gent), De peisterplaats der ruiters en De paardenmarkt, eigenlijk eerder genre- dan dierenstukken; goed opgevat en netjes geteekend, vooral de paarden, maar al te conventioneel van kleur. Het laatste is verkocht.
J. Stobbaerts, Antwerpsche koestal en De weide achter de hoeve, zijn meesterlijk geschilderde stukken die wij reeds kenden.
Edm. De Pratere (Brussel), Ezelin en haar jong en Het span van een Brusselsch steenkolenkoopman.
Aan Bloemen-, Fruit-, Wild-, en Vogelstukken, alsook aan Stillevens bevat de pronkzaal eene keur van verdienstelijke tafereelen, waaronder die van onzen Lucas Schaefels, puik naar de natuur geschilderd, Wild en Vruchten, welke verrassend waar en frisch zijn weergegeven, even als de nabij staande bokaal met goudvisschen.
J. Capeinick, twee groote en zeer schoone stukken, het eene Bloemen van verschillende soort, het andere Witte seringen.
Van D. De Keghel, die twee fraaie bloemenstukken inzond, werd de Deutzias aangekocht voor de verloting.
G. Mattelé (Gent), goed geschilderde Viooltjes. (Van dezen schilder zagen wij een portret dat te hoog hing om gewaardeerd te worden).
J. Nauwens' Fruit met bijhoorigheden, onberispelijk geteekend en geschilderd, doet de liefhebbers watertanden, niet alleen de liefhebbers van fruit, maar ook die van schilderijen.
Mev. A. Ayrton (Nanterre) munt uit in het schilderen van Doode vogels.
Mev. E. Beauvois (Schaarbeek), Lentebloemen en Eerstelingen, met talent en nauwkeurigheid weergegeven.
H. Behmer (Weimar), Een mandje wilde rozen, die wel versch geplukt schijnen te zijn.
Mej. Ed. De Vigne geniet welverdienden bijval met hare fijn afgewerkte Pioenen en hare Lenterozen; de Veldbloemen harer zuster mev. Van der Linden zijn ook niet te misprijzen.
H. Robbe, een veteraan in het vak, twee flinke Bloemenstukken.
In de voornoemde vakken melden wij buitendien als lofwaardig de stukken van E. Quitton, mej. H.A. Ronner, H. Belis, G. Bogaerts, J. De la Hoese, L. De Ligne, K. De Naeyer, H. Drabben, L. Dupuis, J.B. Eggericx, L. Evenepoel, mej. E. Fraters, F.J. Huygens, J. Kegelaar, G. Leveaux, mej. E. Lorent, E. Rimbout, K. Ruperti, F. Seghers, J. Van Kemmel, A. Verhaeren, W. Viane, F. Voordecker en J. Vrancx, allen