De Vlaamsche School. Jaargang 26(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Parelen. Paarlen! zinnebeeld der tranen! Paarlen! tranen van de zee! In haar' diepen schoot verzameld Onder lijfsgevaar en wee. Vaak ziet u de wufte wereld, Roemt uw schoonheid, uwen glans, Als, de hals der vrouwe sierend, Gij vervoert bij feest en dans. Maar hoe vaak, o blanke paarlen! Draagt men u, het hart vol rouw; Paarlen! zinnebeeld der tranen, Die men eenzaam weenen zou. Op mijn treurend, lijdend harte Weegt gij, paarlen, zwaar als lood; Gij herinnert me Alberts liefde, Gij herinnert me Alberts dood. Toen van zuivren wellust bevend, Hij om mijnen hals u hing, Rolde een traan uit Alberts oogen; Traan, dien ik met u ontving. Zijne liefde deed mij weenen; Weenen van geluk en vreugd; Maar, helaas! zijn vroeg verscheiden Hult in rouwfloers mijne jeugd. Thans verlaat ik u, o paarlen! In der smarten grootste smart. Om mijn lijden te verzachten. Gaat, verblijdt een ander hart. Gaat, wordt brood en spijst wie hongert; 'k Heb der armoede u gewijd: Paarlen! zinnebeeld der tranen! Droogt de tranen van wie lijdt. Pieter Vierhout. Antwerpen. Vorige Volgende