De Vlaamsche School. Jaargang 26
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
De Belgische Vrouwen.Ga naar voetnoot(1)
Hoe schoon den koningstaf te voeren,
Waar Volk en Vorst de Vrijheid mint,
En gansch een Land aan zich te snoeren,
Als aller Vader, aller Vrind;
Hoe zoet, in 't Hof 't genot te smaken
Van 't mild gezegend echtverbond,
Waaruit het reinst der zielsvermaken,
Het vaderlijke heil ontstond!
Dat lot, o Vorst, is u beschoren.
Mag thans uw Zilvren bruiloft gloren,
Alléén niet viert haar dorp en steê:
Elk harte zingt dien jubel meê.
Wij blikten naar den troon, en zagen
Een heilig voorbeeld: Deugd en Trouw
Van 't vorstlijk paar de liefde schragen;
't Paleis geen zetelplaats van rouw,
Maar 't lieve beeld van 't huislijk leven,
Verzachtend staatslast, zorg, en plicht,
De kunst gesteund, tot eer verheven,
De wetenschap bemind en 't licht.
En daarom stroomden wij te gader,
En voert de warme liefde ons nader
Aan Belgies Koningin geboôn.
Vorstin, fier moog 't uw blik aanschouwen,
Hoe allen eerbied blijken doen.
De nederigste werkersvrouwen
Naast eedle dames, met blazoen,
Elk deelt in 't offer u geschonken;
Het penningske zoo graag gestort
Door de armoê, heeft hier hoog geklonken:
Het zegt hoe gij aanbeden wordt.
Uit 't kluisje zelfs, in 't bosch verdoken,
Heeft liefde voor 's Lands Vorst gesproken.
Ook dáár bleek onverdeelde min
Voor Belgies achtbre Koningin.
Ziedaar de maatstaf van 't beminnen,
Dat tuigt van 't vaderlandsch gemoed.
Geen dweperij maakte u vriendinnen,
Luid spreekt gehechtheid in haar bloed.
Blijft zóó de volksmin rein bewaren,
Tot eens uw gouden bruiloft daagt.
Zijn velen dan in 's levens baren
Vergaan op 't schuitje dat ons draagt,
Dan zal een nieuw geslacht u kronen.
In onze dochtren, onze zonen
Herleev' het heilig liefdevuur,
Ontstoken in dit feestlijk uur!
Wij slapen rustig bij uw waken,
o Troonbezitters van ons rijk.
Uw hoede doet 's Lands kommer staken,
Ze is 't lommer van den boom gelijk,
Waar moede pelgrims zalig rusten.
Heersch lang ten troon, gevierde paar;
Het klinke rond de wereldkusten,
Dat gij dit plekje gronds, te gaâr
Van heil en vreê doet overvloeien.
Waar nijverheid doet handel bloeien
Waar vrijheid 't machtig vaandel zwiert,
Waar wijsheid volk en staat bestiert.
Fier mag zich, ja, Europa toonen
Op zulk een parel klein, maar rein;
Waar volksgeest en vooruitgang tronen
Is nooit het vaderland te klein!
Dáár rust de troon op vaste gronden,
Dââr mint het Volk getrouw zijn Vorst,
Daar blijft de volkseer ongeschonden,
En klopt den man steeds vrij de borst.
Wuift, waggelt, wiegelt, vredeolijven,
Bij 't nijvre werk en 't handeldrijven!
o! Bij 't gezegendste volk der aard
Blijve immer Volk en Vorst gepaard!
Diksmuide. Vrouwe Van Ackere geb. Maria Doolaeghe. |
|