De kerk van Pepingen.
Teekening van L. Everaert, steensnede van C. T'Felt.
Deze kerk, toegewijd aan den heiligen Martinus, is gebouwd in den vorm van een Latijnsch kruis. Zij heeft drie beuken, ieder bestaande uit twee platte rondbogen, welke op twee kolommen en eenen pijler rusten. De kolommen zijn rond en hebben achtkantige kapiteelen en voetstukken. De Romaansche stijl dezer zuilen laat denken, dat de bouw der kerk opklimt tot de xiie eeuw; maar de buitenmuren en vensters schijnen zulks niet te bevestigen. Het is echter mogelijk, om niet te zeggen waarschijnlijk, dat bij herstellingen in de xviie eeuw de oude buitenmuren vervangen zijn geworden door de thans bestaande muren van rooden baksteen, terwijl het binnenste der kerk in zijn oorspronkelijken staat bewaard bleef.
Het koor, in spitsbogigen trant, is van lateren bouw dan de beuken. Het hoogaltaar, dat (gelijk wij ongelukkiglijk maar al te dikwijls zien) uit met ellendig klatergoud bedekt houtwerk bestaat, is opgeluisterd door eene zeer verdienstelijke schilderij (eene kruisafneming).
Op het uiteinde van den zuiderkruisbeuk staat een praalgraf, dat onder alle opzichten de aandacht der kunst- en oudheidkenners waardig is. Het werd in het begin der xvie eeuw opgericht ter nagedachtenis van ridder Pieter van Herbais, heer van Hontoy, en van Hendrika van Immerseel, zijn echtgenoote, Dit kunstwerk bevond zich in 1853 in een deerlijken toestand. Het was met eene dikke laag kalkwitsel overdekt en de fijne gebeeldhouwde deelen waren erg beschadigd. Dank zij der bemoeiingen van de koninklijke commissie van monumenten is het gedenkteeken sedert dien in goeden staat gebracht geworden door den beeldhouwer Sohest. Tot de uitgaaf, groot 1235 fr., werd bijgedragen door de hooge regeering, de provincie Brabant, de gemeente en de kerkfabriek. De Geschiedenis van klein Waalsch-Brabant door Leop. Everaert en Jan Bouchery (zie blz. 85), waaraan wij vorenstaande inlichtingen ontleenen, geeft van het gedenkteeken eene breedvoerige beschrijving, uit welke wij eenige uittreksels zullen opnemen als wij, gelijk ons voornemen is, de gravuur van het praalgraf mededeelen.