De Vlaamsche School. Jaargang 25
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Museum van oudheden in de Hallepoort te Brussel.De hier afgebeeldeeikenhouten biechtstoel in den ojivalen trant der xvie eeuw prijkt in voornoemd museum en is opgegeven als afkomstig uit de abdij van Averbode in... Limburg, zoo luidt een opschrift aan den biechtstoel. Wij behoeven onzen lezers wel niet te zeggen, dat Averbode niet tot Limburg behoort en gelegen is in Brabant op de grens van het vroegere land van Luik. De hoogleeraar E. Reusens beschouwt den afgebeelden biechtstoel niet als een oorspronkelijk werk; volgens hem zou hij in een niet lang verloopen tijd gemaakt zijn vanstijlen, leuningen en andere deelen van gestoelten uit de xive en xve eeuwGa naar voetnoot(1). Als dit zoo was, dan zou de maker blijk gegeven hebben van veel bekwaamheid; de biechtstoel kan aan de tegenwoordige kerkmeubelmakers en bouwmeesters tot model dienen; wij zagen er weinige die beter waren. Is de meening van den heer Reusens gegrond, is zij waarschijnlijk? Ik geloof het niet; ik beschouw den biechtstoel als een oorspronkelijk werk, waaraan wellicht veranderingen gebracht en nieuwe deelen toegevoegd zijn. Op dit punt, houd ik het met den catalogus van het museum, - al is het ook dat de verkoop van dit boekje verboden werd door den minister van binnenlandsche zaken, vermoedelijk om de grove en vele misstellingen die er in voorkomen. Volgens den catalogus, stond de biechtstoel, gelijk hij hier is afgebeeld doch zonder deur, in de kerk der abdij van Averbode tot in de xviie eeuw, wanneer deze tempel afbrandde. In den catalogus wordt de meening uitgedrukt, dat het bovengedeelte, in den trant der xve eeuw, van vroeger dagteekenen zou. Het schijnt zeker, dat de beeldhouwer Jan Borremans in 1513 van den zeer eerw. heer Geeraert Van den Schaeft, prelaat der abdij van Averbode, koorgestoelten, een tabernakel en andere kerkmeubelen te maken kreeg. Op den biechtstoel is het | |
[pagina 30]
| |
wapen van Van den Schaeft verscheidene keeren uitgesneden. Het oppergedeelte van den biechtstoel prijkt met een beeldje van Christus, voorgesteld als de zaligmaker der wereld, en met twee beeldjes van heiligen. Lager, op den voorkant, bevinden zich twee heiligenbeeldjes, waarbij dit van den heiligen Andreas; voorts een mans- en vrouwebeeldje. Op de twee raampjes voor de biechtelingen zijn uitgesneden de pauselijke driekroon met de sleutels en een schild met moeielijk te onderscheiden stukken. Op de deurpaneelen, langs de buitenzijde, Adam en Eva bij den boom en Adam en Eva verjaagd uit het Aardsch Paradijs. Voor en omtrent 1840 is de biechtstoel in bezit geweest van den heer S.F. Verlinde-Muller te Gent. Aangaande Jan Borremans weet men niet met zekerheid waar hij geboren werd of stierf, doch men houdt hem voor eenen Brusselaar.Ga naar voetnoot(1) In 1511, vervaardigde hij voor de hertogen van Brabant te Brussel een steenen leeuw, tusschen 7 en 8 voeten lang, die op den gevel van het paleis werd geplaatst, en tusschen 1513 en 1521 maakte hij de houten modellen van de menschen- en dierenbeelden bestemd voor het versieren der kolommen van de Balieplaats te Brussel. De schilder Jan van Roome teekende de patronen dezer modellen welke Jan van Thienen aangenomen had in brons te gieten. De door Borremans geleverde standbeelden, op halve levensgrootte, zijn die van Godfried met den baard, Godfried II, Maximiliaan en keizer Karel. Zij versierden de twee hoofdingangen van de Balieplaats. De dierenbeelden bekwamen andere bestemmingen; onder andere werden er drie gebruikt voor de versiering van het Broodhuis op de Grootemarkt te Brussel. Bij den brand van het paleis der hertogen van Brabant in 1713 bleven de vier standbeelden van J. Borremans gespaard, doch slechts om vernield te worden in den dusgenaamden Franschen tijd; van drie der beelden weet men, dat er in 1793 munt van gegoten werd In 1529-1530 werkte een beeldhouwer met name Paskier Borremans met den schilder Jan Tons aan de versiering van St.-Pietersgasthuis te Brussel, voor welk gesticht hij namelijk een tabernakel maakte; voor de St.-Pauluskapel vervaardigde hij eene altaartafel. Geeraert Van den Schaeft, van wiens wapen wij hier eeneafbeelding geven, was reeds doctor in canoniek recht, keizerlijk en apostoliek notaris bij het geestelijk hof van Luik en beneficiant der kerk van Testelt, toen hij het kleed der witte orde van Norbertus in voormelde abdij aannam. Paus Adrianus VI, destijds leeraar aan de Leuvensche hoogeschool, hield hem in hooge achting. Van den Schaeft was op 24 Augustus 1501 tot overste gekozen, welk ambt hij gedurende 31 jaren waarnam; hij overleed in het refugiehuis zijner abdij te Leuven den 20n Juli 1532; zijn stoffelijk overschot werd naar Averbode overgebracht waar het in 't klooster begraven werd. Denijs Van den Schaeft, neef van den voornoemde, volgde hem op en stierf den 4n Maart 1541. Beide voerden hetzelfde wapenschild. Ne quid nimis (niets te veel) was hunne leus die ook door verscheidene hunner opvolgers werd aangenomen. Wij vinden ze onder andere bij de wapenschilden van de prelaten 's Volders, Valentijns, Vaes en Van der Steghen. Het museum van Cluny te Parijs en het Antwerpsch museum van oudheden bezitten ook meubelen afkomstig uit voornoemde abdij. D.V.S. |
|