De Vlaamsche School. Jaargang 25
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijOrland de Lassus.In den vorigen jaargang van dit tijdschrift, op blz. 149, komt eene levensbeschrijving, benevens eene schoone kopersnede voor van een der groote meesters van de toonkunst der 16e eeuw, in België: Orland de Lassus. Bij het lezen van dit belangrijk artikel, van de hand des heeren Edmond Geudens, en zijnen hartelijken uitroep aan het slot, over de miskenning van ‘het gemoedelijke madrigaal,’ viel het mij in, hoe ik in den afgeloopen zomer de gunstige gelegenheid vond een concert bij te wonen, alwaar uitsluitend madrigals, waaronder die van onzen Orland de Lassus, werden gezongen. Vier enkele stemmen brachten die muziekstukken ten gehoore, met eene reinheid, ik zou haast zeggen eene idealiteit, die 't gemoed recht tevreden en gelukkig stemde. Sedert dien tijd klom opnieuwGa naar voetnoot(1) mijn verlangen, dat in België de oude nationale meesters toch weder meer aan 't licht mochten treden. ‘Wij eeren Lassus niet genoeg,’ roept de heer Geudens uit, en hij heeft gelijk. J.F. Willems zou ook hiervan gezegd hebben, gelijk in 1833 van de oude Vlaamsche letteren: ‘Les savants d'Allemagne s'emparent petit à petit de toutes les richesses du génie de nos pères,’ (Messager des sciences historiques, 1833, blz. 329.) Daarom wensch ik bij gelegenheid van 't artikel van den heer Geudens nog op een ander werk te wijzen, dat vóór weinige weken verschenen is, in den boekhandel van B. Herder, te Freiburg, in Baden, slechts 75 centiemen kost en voor 't leven van den beroemden toonkunstenaar belangrijke gezichtspunten aan de hand doet. Dat werkje is getiteld: Orlandus de Lassus, der letzte grosze Meister der Niederländischen Tonschule (Orland de Lassus de laatste groote meester der Nederlandsche toonkunst) door W. Bäumker. Natuurlijk bedoelt de schrijver hiermede uitsluitelijk de historische toonkunst en oordeelt niet over hetgeen de groote Belgische toonkunstenaars van heden hebben geschreven. De heer Bäumker schrijft een overzicht van den toestand der toonkunst in België in de zestiende eeuw en geeft volmondig toe, dat de ontwikkeling der veelstemmige (polyphone) muziek vooral van dit land is uitgegaan. Puttende uit belangrijke mededeelingen, voor 25 jaren, in het zoogenaamde Taschenbuch (zakboek) van Hornmayer over dit onderwerp verschenen, beantwoordt hij vele duistere vragen: bij voorbeeld de oorzaak van Orlands eerste reize naar Parijs. Kortom, het is een beknopt, zakelijk, en goedkoop werk, dat in alle opzichten voor de kunstgeschiedenis van België belangrijk is. De schrijver heeft een paar jaren geleden, op dezelfde wijs het leven van Palestrina behandeld, gelijk hij nu dat van den ‘Palestrina van het Noorden’ (gelijk hij zegt) heeft uitgegeven. Deze en andere werkjes, zoo belangrijk voor de geschiedenis van kunst en letteren, en waarin de groote mannen van het christelijk verleden met bijzondere liefde en waarheidszin doch grondig worden behandeld, vormen te zamen eene reeks van stukken, die de uitgever ‘Historische beelden’ noemt. Orland de Lassus is het 34e werk van dien aard. De deeltjes zijn afzonderlijk of bij reeksen van 10 te verkrijgen, en kosten nog niet eenen centiem per bladzijde. Ten slotte drukken wij den hartelijken wensch uit, dat de heer Geudens zich door deze mededeeling opgewekt moge gevoelen om, ter liefde van de aloude Belgische beschaving en de statige kerkmuziek, het leven van Orland, geschreven door Bäumker, in 't Vlaamsch te vertalen. Leuven, Driekoningenavond 1879. Dr. P. Alberdingk Thijm, hoogleeraar. |
|