De Vlaamsche School. Jaargang 24
(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Tentoonstelling van schoone kunsten te Brussel.Op 5 September ten half twee werd in het gebouw van de nieuwe overdekte markt op den Zuiderboulevard de tentoonstelling geopend in het bijwezen van HH. MM. den koning en de koningin, de ministers van binnenlandsche zaken en van openbaar onderwijs, vergezeld van de heeren Bellefroid, secretaris-generaal en J. Rousseau, bestuurder der afdeeling schoone kunsten. De heer L. Vervoort, voorzitter van de besturende commissie,Ga naar voetnoot(1) hield eene redevoering die door Z.M. zeer gepast beantwoord werd. De zalen zijn zeer goed verlicht. (Eene schoone kopersnede van A. Danse, naar E. Wauters' De zinneloosheid van Hugo Van der Goes, waarvan wij bij de vorige Brusselsche tentoonstelling de teekening loffelijk vermeldden, werd in verschillende staten als premie gegeven aan koopers van 20, 30 en 40 loten. De beschrijving van het tafereel kan men lezen in onzen jaargang 1872, blz. 132. Blz. 139 hebben wij reeds doen kennen dat aan den schilder het groot eermetaal op de wereldtentoonstelling te Parijs toegekend was. Wij denken onzen lezers aangenaam te zijn, met hier eene houtsnede op te nemen, die naar de schilderij is vervaardigd.) Tusschen de merkwaardigste tafereelen die in het geschiedkundig vak bijval genieten, noemen wij Het gezantschap des konings van Bohemen en van Hongarië aan het hof van Karel VII (1457), van den te Parijs gevestigden Hongaar Vaslav Brozik. Men ziet den gezant van koning Ladislas, omgeven van Boheemsche, Oostenrijksche en Hongaarsche edelen en prelaten, bij Karel VII, op het oogenblik dat hij den vorst zijne boodschap brengt. Men zou den buigenden gezant ook voor iemand kunnen nemen die om genade smeekt; maar het tafereel is uitmuntend schoon geteekend; de bontgekleede schare is prachtig geschilderd en de beelden zijn vol onderscheiding. Behalve de minder gelukkige houding van den gezant, is het als een meesterstuk te roemen en welverdiend werd er eene gouden medaille aan toegekend. De door ons op blz. 82 vermelde tafereelen van K. Ooms en P. Van der Ouderaa zijn goed uitgevallen en mogen tusschen de bijzonderste der tentoonstelling worden gerangschikt. P. Van der Ouderaa's Uitdeeling der rozen is vol dichterlijken geest, flink geschilderd en zeer aangenaam van toon en voorstelling. K. Ooms' Huiszoeking bij Plantyn is een uitmuntend gelukt stuk; de voorstelling is inderdaad aangrijpend en keurig uitgewerkt. De schoone schilderij is aangekocht door den heer Fop Smit jr. van Rotterdam. De schilder bekwam het gouden eermetaal. Het door ons reeds vermelde portret van mev. E. della Faille is voortreffelijk, ook wat betreft de kleur. E. Wauters is niet geslaagd met zijne groote voorstelling Jan IV en de ambachten van Brussel, bestemd voor den grooten trap van het Brusselsche stadhuis; als schildering zal het stuk misschien winnen wanneer het zal hangen op de voor hem bestemde plaats; de voorstelling evenwel is onduidelijk, zelfs na de lezing van de beschrijving; maar wij moeten er bijvoegen, dat het moeielijk was in die enge lijst veel leven en beweging te brengen. Eenmaal te meer blijkt uit deze schilderij, dat bestelwerk den kunstenaars als dusdanig weinig geluk aanbrengt. De dood van Maria van Burgonje, van C. Van Camp, ook een zeer groot stuk, beviel ons nog veel minder dan de schilderij van E. Wauters, ofschoon er beweerd wordt dat zij 35,000 fr. door het staatsbestuur betaald wordt. A. Hennebicq schilderde voor de stad Bergen, van wier academie hij bestuurder is, Baldwin VI, graaf van Henegouwen, verleenende de eerste oorkonden in eene plechtige zitting gehouden op het Steen van Bergen den 26n Juli 1200. De ridders zweren op het evangelie de geschrevene wetten te eerbiedigen. Het stuk mist natuur, leven, bezieling. L.J. Le Brun (Brussel): Overgave van het Spanjaardskasteel te Gent door de Spanjaards, 1576. Werd in deze schilderij die evenals de vorige van groote afmetingen is, meer licht aangebracht, zoo zou zij beter worden, al mist zij ook vele verdiensten. E. Delpérée (Luik): Marten Luther op den rijksdag te Worms. Een verdienstelijk gewrocht welks grootste kracht evenwel niet bestaat in de algemeene opvatting en uitdrukking. Bekwam een gouden eermetaal. L. Abry (Antwerpen) is een nieuweling voor onze lezers. Zijn Burgemeester La Ruelle is een stuk dat goede hoedanigheden bevat, al valt er af te wijzen op de houding en uitdrukking van sommige der personen. De episode uit het klerkenleven, getiteld Het paard dat de haver verdient, is geestiger van behandeling dan degelijk van schildering: de kleur is doorloopend zwart en vuil. N. Baudin maalde in een klein bestek een aantal gemaskerde jonge lieden die bij het verlaten van een vastenavondbal, des morgens zeer vroeg, werklieden ontmoeten die eene doodkist overbrengen naar een sterfhuis. Het stuk is getiteld: Afscheid van een gemaskerd dansfeest. F. Boser (Dusseldorp): De weezen, een zeer schoon tafereel wat gevoel en uitdrukking betreft. Des schilders Slecht weer is ook een verdienstelijk stuk. C. Cap bekleedt in de pronkzaal eene goede plaats met zijn Zondag op het dorp en zijn hoogst keurig uitgevoerd portret van mev. N.G. B. Wittkamp behandelde in Parisina het onderwerp dat hij volgens kleinere afmetingen op doek bracht voor de laatste Antwerpsche tentoonstelling. Eene zeer schoone schilderij. J. Verhas: zijn Meester schilder die in 1877 tentoongesteld was te GentGa naar voetnoot(1) en het eigendom is van het museum dier stad, geniet ook hier een welverdienden bijval. Op het stuk is afgebeeld een knaap, de kleinste van de verzamelde kinderen, die met verf en penseel aan 't kladden is. Margaretha's ruiker is mede eene goede schilderij, wat ook verdient gezegd te worden van het stuk van Frans Verhas, getiteld: Lentebloemen. E. Sacré (Brussel): goed geslaagde afbeelding van drie rechters. L. Maillard: | |
[pagina 169]
| |
Algemeene tentoonstelling te Parijs, Belgische afdeeling,
De zinneloosheid van Hugo Van der Goes door E. Wauters, Zie ons tijdschrift blz. 139 en 157, alsook 1872, blz. 132 en 164. | |
[pagina 170]
| |
De kleine helpster en De wijnkelder die gaat gesloten worden zijn aangename stukken. De snuffelaar en De geleerde van L. Tyck zijn te droog en eentonig van kleur. Jan Van Beers stelt eene flinke meesterlijk geschilderde melkende boerin ten toon. De koe der boerin bevalt ons meer dan het onderwerp. High-life van denzelfden schilder is eene vreemde voorstelling: een modisch gekleede neger, een zwarte dandy, wandelt vol zelfbehagen lonkend tusschen sierlijk uitgedoschte juffrouwen van het blanke menschenras. Het stuk, verdienstelijk door toon en kleur, is aangekocht door Z.M. den koning. E. De Jans, de primus van Rome dezes jaars, stelt goed getroffene Reizende muzikanten ten toon. Zijn Galwinthe's dood is kleurloos. E. Farasijns Booze Minette (een katje dat een kleinen knaap geschrabt heeft) is vol uitdrukking en goed gepenseeld. Aangekocht voor de trekking. Frans Meertz: Huwelijksverdrag, een zeer aangenaam en waar tafereeltje; het bruidspaar, de ouders, getuigen en notaris zijn als afgemaald naar het leven. Th. Ceriez (IJper): twee verdienstelijke schilderijen: Bloemenmarkt onder de regeering van Lodewijk XV en Keusbezwaar. Van E. Claus zagen wij goed geschilderde portretten. Zijn in den catalogus vermelde Weg der scholieren troffen wij niet aan. T.J. Cleynhens' Schutter uit de XVIe eeuw is een goed geschilderd figuur. D. Col geeft in zijne Schoone gelegenheid goede typen te zien. E. Boks kwam ons minder gelukkig voor met zijn In de vasten. K. Verlat leverde eene puik gepenseelde schildering onder den te gissen gegeven titel Na de stemming der belooningen: een aap schupt door eene schilderij die vóór hem op eenen schilderezel staat. (Aangekocht voor de verloting.) Des meesters portret van E. Wauters, die te Parys het groot gouden eermetaal behaalde, is een meesterstuk. J. Stobbaerts betoont zich zijne faam als voortreffelijk colorist waardig in De eerste wagen hooi en De flamingos van den Antwerpschen dierentuin. (Wordt voortgezet.) |
|