Uitgaven der Antwerpsche bibliophilen.
In onzen vorigen jaargang, blz. 183, hebben wij de stichting dezer maatschappij doen kennen. Thans hebben wij te melden, dat zij twee merkwaardige werken heeft uitgegeven. Een daarvan, is het dagboek, in 1616-1617 gehouden door Jan Moretus II, als deken der Sint-Lucasgilde. De heer Max Rooses schrijft over dit boek in de voorrede: ‘Wij zijn het behoud er van verschuldigd aan de nauwgezette zorg, waarmede de familie Moretus-Plantin, drie eeuwen lang, al de stukken bewaarde, die van eenig belang konden zijn voor de geschiedenis harer leden of voor die der drukkerij welke zij bestuurde. Dank aan deze zorgvuldigheid, vormt het archief van het museum Plantin-Moretus eene verzameling, die eenig is in hare soort. Journalen, grootboeken, brievenboeken, kasboeken, Frankfortsche marktboeken, geschreven catalogussen, weekboeken der werklieden, rekeningen van graveurs, van boekbinders, van lettergieters en van allerlei andere beroepen, ontvangen brieven, privilegies voor het drukken van boeken, inventarissen, huwelijkscontracten, testamenten, akten van koop en verkoop, reisverhalen, gelegenheidsverzen en honderd andere soorten van oorkonden, die allen belang hebben voor de geschiedenis der geleerde wereld, werden van 1555 tot 1867 bewaard.’
Het boek van het dekenschap van Jan Moretus II vormt een handschrift in-4o van 140 bladzijden, waarvan nagenoeg de helft onbeschreven bleef. De heer Ph. Rombouts maakte er eenen bladwijzer op. Het bevat eene lijst der gildebroeders, welke echter niet geschreven is door Moretus, maar volgens de veronderstelling van den heer Rooses door Abraham Grapheus, den knaap der gilde, wiens beeltenis, geschilderd door C. De Vos, het Antwerpsch museum versiert. (Zie de Vlaemsche school van 1856, blz. 73.) De rekeningen zijn door Jan Moretus zelven geschreven; zij doen ons de Lucasgilde kennen in haren hoogsten bloei; zij telde 574 leden, waarvan 449 bijdragen betaalden; 14 weduwen bezaten het lidmaatschap. De gildebroeders bestonde uit: 216 schilders, 19 beeldhouwers, 8 plaatsnijders, 30 boekdrukkers en boekverkoopers, 45 borduurwerkers; voorts klavecimbelmakers, glazenmakers, tafereelmakers, koffermakers, vergulders, letterstekers, boekbinders, gleizenpotbakkers enz. Jan Moretus vermeldt zorgvuldig de woonplaats van al de gildebroeders; de meeste schilders woonden op en om den Wapper en in de Breede-, Schuit-, Happaart- en St.-Antoniusstraten en bij de St.-Andrieskerk; boekbinders woonden in de Bergstraat en in de Kammerstraat; beeldhouwers in de Lombaardstraat; boekdrukkers en boekverkoopers van ouds in de Kammerstraat.
Verders bevat het handschrift belangrijke berichten over het beheer der gilde, benevens rekeningen waaruit blijkt, gelijk de heer Rooses doet opmerken, dat het er in die vereeniging van Antwerpsche kunstenaars buitengewoon vroolijk toeging: ruim de helft der inkomsten ging aan wijn en eetwaren op. En nog was men in 1616-17 bijzonder matig aan den grooten maaltijd die 478 gulden kostte; in 1648 betaalde men aan de Knor of den kleinen maaltijd die gegeven werd op den dag, dat de deken in bediening trad, 200 gulden, en 1481 gulden aan den grooten maaltijd, op Sint-Lucasdag. In 1676, nadat de rekeningen van den Olijftak sedert twaalf jaar geene melding meer maken van uitgaven voor het tooneel, vindt men, dat de deken Th. Verbruggen 1300 gulden uitgaf voor den maaltijd, terwijl de inkomsten slechts 1800 à 2000 gulden beliepen. Later werden die uitgaven beperkt tot 1000 gulden. Door de overgroote kosten (zegt de heer Rooses) van dit gelag werden de lasten van het dekenschap zoo zwaar, dat velen verkozen voorop eene som geld te betalen liever dan het verteer der gildebroeders te helpen dragen. In 1688 betaalde mondeken Ballieur 100 ducaten om vrij te zijn van den maaltijd en van den dienst der kamer. In 1690 bepaalde men voor goed, dat de deken slechts 300 gulden tot de onkosten van dit feest zou bijdragen, iets wat die braspartij echter niet deed afnemen, want in later jaren hoort men er luide over klagen, dat het onderwijs in de beeldende kunsten achteruitging, omdat de dekens de inkomsten der academie ondereen verteerden. Die klacht moest niet ongegrond zijn, vermits wij vinden in 1740, dat de som van 3,468 gulden, voortkomende van den verkoop der vrijbrieven, van 1693 tot 1740 alleen ‘voor memori’ in rekening gebracht wordt, omdat de dekens alles opgedaan hadden voor hun verzet. Lekker te eten en te drinken is een zeer oud Antwerpsch gebruik: reeds in 1324 schonk de stad aan hertog Jan III een stucke wijns, eenige snoecken,
een keurig vischgeschenk. De rekening van het jaar 1324 verantwoordt nog meer wijngeschenken, onder andere voor de prelaten, die de Besnijdenis-processie waren komen bijwonen. (Zie L. Torfs' Feestalbum van Antwerpen 1864, door ons uitgegeven.) Het handschrift van Jan Moretus is letterlijk overgedrukt, behalve dat eenige gelijkvormigheidgebracht is in het schrijven van eenige woorden. Er zijn eenige exemplaren van in den handel verkrijgbaar ten prijze van fr. 2.50 bij den boekhandelaar der vereeniging, P. Kockx, Oude-Korenmarkt 28 te Antwerpen.
Over het tweede werk der Antwerpsche bibliophilen gewagen wij in eene volgende aflevering.