De Vlaamsche School. Jaargang 23
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijEene kleine bijdrage tot de geschiedenis van J. Jordaens.Ten jare 1645 of 46 overleed in de proosdij van het klooster Sint-Catharinadal, te Oosterhout, eene begijn van Antwerpen, met name Elisabeth Jordaens Bij uitersten wil had zij onder andere beschikkingen eene som vermaakt van 1000 guldens aan den proost des kloosters eenmaal te betalen na den dood harer zuster Magdalena, insgelijks begijn te Antwerpen. Na het overlijden dezer, | |
[pagina 179]
| |
eischte de proost H. Assels van de erfgenamen Augustyn Theysens, Jaques en Elisabeth Jordaens byde schilders tot Antwerpen, de hem gelegateerde som. Zij weigerden hieraan te voldoen; doch werden er ten jare 1673 gerechtelijk toe gedwongen. - De personen waarvan hier spraak is, zijn ongetwijfeld de schilder Augustijn Tyssens, die den 18n Juni 1675 in Sint-Andriesparochie overleedGa naar voetnoot(1) en de schilder Jaak Jordaens met zijne dochter Elisabeth, beide overleden den 18n October 1678.Ga naar voetnoot(2) - De betaling geschiedde deels in geld, deels in drie schilderijen, waarvan de eene de drie koningen, de tweede de martelie van S. Quirinus, en de derde den heiligen Norbertus, het kleed zijner orde ontvangende, voorstelde. Van deze drie tafereelen bestaan er thans nog twee in het klooster van Oosterhout, te weten het eerst- en het laatstgenoemde; de martelie van den H. Quirinus is zoek geraakt. Ziehier eenige uittreksels uit eene handschriftelijke kroniek van 't gemelde klooster, ons medegedeeld door den eerw. heer Van der Aura, vicaris aldaar, waar wij deze bijzonderheden aan ontleenen: ‘1636, Item in dat jaer quamp hier int novitiaet Sr Elisabeth Jordaens beggyntje tot Antwerpen, die noch een ander suster Magdalena genoempt beggyntje aldaer had; maer trock haer novitiecleederen uyt als de stadt (Breda) aen de H H Staeten wederom quamp en gonck wederom beggyntje syn tot Antwerpen.’ ‘Maer naderhant 1645 syn deze twee beggyntjes wederom naer het clooster comen wandelen als beggyntje om eenighe sieckte die tot Antwerpen regneerde; alswanneer de voors: Joffvrouwe Elisabeth sieck wert en lach in de Proosdye alwaer sy gedint wirt van haer suster Magdalena, en quamp te sterven, en maeckte in haer dootbedde testament te weten dat de Proost sou hebben 1000-0-0 eens naer de doot van haer suster Magdalena, gelyck oock Magdalena voor Notaris heeft geconfirmeert. Item maakte aan den Heer de Leeuwe Cappellaen een belt van S. Norbertus en aen haer suster Magdalena een claeversinge.’ ‘Ao 1646 vint een billet raeckende haer begraefenisse beloopende 36-14-0 betaelt door H. Proost Cruyt aen G. van Campen.’ ‘Anno 1646, 17 Aug. screef de huysvrouwe van Zacharias de Vriese uyt Antwerpen om het goet van de voors. twee beggyntjes, want Magdalena tot Antwerpen oock sieck lach, en sont mede specificatie van alle verschot beloopende 295-10-0.’ ‘Naer de doot van voors. Magdalena heeft de Eerw. heer Proost H. Assels uyt cracht van het voors. testament by de erfgenamen gepretendeert de voors. 1000-0-0 te weten by Augustyn Theysens Jaques en Elisabeth Jordaens byde schilders tot Antwerpen, die wederspannich vielen en wirde rechtelyck gepraempt anno 1673 door den heer Advocaat en outscepen van Antwerpen Mynheer Rochus van der Zanden, en syn eyndelyck tot betaling gekomen in gelt en dry schilderyen teweten d'eene van de dry Coninghe, d'ander van de Martelie van S. Quiryn, en de derde een groot stuk doeck van het Cleet ontfangen van S. Norbertus’ F.W. |
|