De Vlaamsche School. Jaargang 21
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe heraldieke versiering der Antwerpsche beurs.Op 2 Augustus 1858, verbrandde de Antwerpsche beurs, welke ten jare 1531, op last van het stadsbestuur, naar de teekeningen van den befaamden bouwmeester Dominicus de Waghemakere door de gebroeders Adriaan en Peter Spillemans was opgericht. Na lange beraadslagingen besloot de gemeenteraad, in zijne zitting van 28 October 1868, het oude wereldberoemde handelslokaal volgens de plannen van den bouwmeester Jos. Schadde te herbouwen. De werken werden begonnen ingevolge bevel van 9 Januari 1869. De oude beursGa naar voetnoot(1) was op verscheidene plaatsen met wapenschilden versierd; zooals ik de eer had aan het stadsbestuur bij brieve van 17 Mei 1870 te herinneren, bevatte de gevel der Twaalfmaandenstraat oudtijds het volle wapen van keizer Karel, vergezeld van de kolommen gezegd van Hercules. Hooger zag men de twee griffoenen van het keizerrijk, elk een schild houdend; lager, in een schild, het kruis van Burgondië. Rechts, den leeuw met het wapen van Spanje en den wildeman met het wapen van het markgraafschap des H. Rijks; links, den griffoen met het wapen van Oostenrijk, en de wilde vrouw met het schild van Antwerpen. Op de pilaren waren drie blazoenen gebeiteld, versierd met de kroon van Spanje, den leeuw van Brabant en de rozen
| |
[pagina 99]
| |
Op twee kolommen zag men de volgende schilden, waarvan
De bouwmeester der heropgerichte beurs, die al het belang begreep welke eene heraldieke versiering voor een geschiedkundig gebouw oplevert, had, in het nieuwe lokaal, gansche rijen van schilden voorbehouden, waaraan de oudheidkunde eene beteekenis zou geven. Volgens eene door hem ingeleverde aanteekening, waren er niet min dan 344 blazoenen met heraldieke kenteekens te versieren, te weten: 119 wapens voor het platte dakwerk; 32 dubbele wapens voor het glazen dak; 40 voor de zijkanten van het glazen dak; 56 voor de bogen op het 1e verdiep; 84 voor de vensters der galerij op het eerste verdiep; 6 voor de kansels; 7 voor de buitengevels. De bouwmeester had doen opmerken, dat, in plaats van eenvormige versieringen voor de vier bogen van het dakwerk te bezigen, hij aldaar de zinnebeelden had voorgesteld der verschillende koopwaren welke ter beurs worden verhandeld. Zoo vertoonde de eerste halve boog den wijngaard en de tabak, de tweede, de suiker en het katoen, de derde, de koffie en de thee, de vierde, de rijst en het graan; tusschen deze versieringen was er eene ruimte gelaten, om aldaar, zooveel mogelijk, de wapens voor te stellen der neringen die met elk handelsvak in betrekking stonden. Het stadsbestuur onderzocht de zaak, en op 13 Februari 1869 verzocht het mij, voorstellen voor de ontworpene versiering te doen. Door deze uitnoodiging vereerd, antwoordde ik onmiddellijk, dat ik, zooals vroeger voor de opluistering der zaal door baron H. Leys ten stadhuize versierd, gelukkig zou zijn mede te werken tot het uitvoeren van een ontwerp dat te gelijker tijd met de geschiedenis der stad en met die der kunst in verband stond. De mij toevertrouwde taak was vrij moeielijk, want, ofschoon ik, na lange nasporingen, er in gelukt was, voor de Histoire de la ville d'Anvers, door den heer Eug. Gens, en de zaal Leys, een aanzienlijk getal wapens van ambtelijke collegiën, gilden en ambachten te vergaderen, bleven er nog talrijke kenteekens van nationale instellingen op te sporen, die door den loop der jaren en vooral door onachtzaamheid zoek waren geraakt.Ga naar voetnoot(2) Na op 22 December 1871 de schets van de binnengevels der beurs te hebben ontvangen, had ik, op 9 Januari 1872, de eer, mijn ontwerp van versiering aan het schepenencollege voor te leggen. Gelijk ik reeds, in een schrijven van 14 November 1870, had doen opmerken, moest deze versiering, naar mijn inzien, een geheel uitmaken, dat de geschiedenis van den Antwerpschen handel en van onze scheepvaart zinnebeeldig voor zou stellen. De beurs, zegde ik, werd in 1531 ingehuldigd en volgens het alsdan door het magistraat geplaatst opschrift, ten dienste der kooplieden van alle volkeren en van alle talen, opgericht,Ga naar voetnoot(1) Het verleden der beurs in acht genomen, had ik de eer voor te stellen, langs de BeurzestraatGa naar voetnoot(2) het rijkswapen van 1531, alsook het schild van het markgraafschap des H. Rijks te laten beitelen. Als herinnering aan de herbouwing, zou men op den gevel der Twaalfmaandenstraat het Belgisch rijkswapen gezamenlijk met het schild van Antwerpen plaatsen. De gevel der Israëlietstraat zou met het algemeen handelswapen worden versierd; die der Clarastraat bevat geene plaats voor blazoenen bestemd. Op den binnengevel van het gebouw zou men, op de eerste gaanderij, de wapens der handeldrijvende volkeren in 1531, en boven de bogen, de wapens der handeldrijvende volkeren van het huidige tijdstip stellen. In het dak, de zinnebeelden der verschillige handelstakken, omgeven van de kenteekens onzer handelsinrichtingen, en de schilden der Antwerpsche handelsneringen, welke, het zij in het voorbijgaan gezegd, zoowel tot het vroegere als tot het huidige tijdvak behooren. Daar de wapens in het dak gehangen, langs beide zijden zichtbaar zijn, zouden de voor te stellen kenteekens op zulke wijze worden gerangschikt, dat men, langs den kant der Beurzestraat, de blazoenen zou zien welke tot de xvie eeuw behooren, terwijl men langs den kant der Twaalfmaandenstraat de schilden zou in oogenschouw nemen welke thans worden gebezigd. In zitting van 27 April 1872, keurde de Gemeenteraad mijn ontwerp goed, en bij brieve van 2 Mei, verzocht mij het schepenencollege mij zoo spoedig mogelijk met de uitvoering daarvan bezig te houden. Achtervolgens leverde ik het verlangde getal wapens, welke in twee groepen kunnen verdeeld worden, te weten: die welke | |
[pagina 100]
| |
betrekking hebben met het tijdstip der opbouwing der beurs, in 1531; en die welke in verband staan met het huidige tijdvak. Slaan wij eenen oogslag op de beide afdeelingen. | |
I. Tijdvak der opbouwing der beurs in 1531.Wanneer men de beurs binnenkomt langs de Israëlietstraat, ontmoet men, in het bovengedeelte van den voorgevel, eene plaats bestemd voor het volle wapen van keizer Karel, regeerend vorst op het tijdstip der opbouwing der beurs; lager, boven de inkoompoort, het schild van het markgraafschap des H. Rijks, omgeven van den krans van acht rozen, voorstellende de privilegiën van Antwerpen, en ondersteund door twee leeuwen als schildhouders; boven het wapen, de keizerlijke kroon, welke Antwerpen op dit tijdstip, door eene bijzondere vergunning, het recht had te voeren,Ga naar voetnoot(1) De beurs binnentredende, valt het oog op de wapens, welke het dakwerk versieren: zij zijn ten getale van 16 en vertoonen de oudere handelsinstellingen onzer stad, van af het oprichten der beurs in 1531 tot aan den inval der Franschen in 1794; zij stellen voor: 1o Het magistraat van Antwerpen: van keel met de Burcht van zilver, de middeltoren, voorzien van twee banieren van zilver met twee handen van keel; 2o Het ammanschap van Antwerpen: van zilver met het gekroonde wapen van het markgraafschap des H. Rijks, omgeven van de kroon van acht rozen, de privilegiën van Antwerpen voorstellende, en rustend op twee roeden van het gerecht in St.-Andrieskruis geplaatst; 3o De lakenhal: van zilver met den linkerkant van keel, omkranst van twee bloeiende roeden van sinopel; 4o De peismakers: van zilver met de rechterhand van keel, omkranst met eene eikenkroon van sinopel, gebonden van keel, de eikels van goud; 5o Het consulaat van Portugal, gerecht door de Costumen van Antwerpen erkend: het wapen van het koninkrijk Portugal. 6o De vrije scheepvaart: van zilver met de roode roos der privilegiën van Antwerpen; 7o De merceniers, als vertegenwoordigers van den groothandel: van azuur, met het hoofd gelijmd van sinopel; hierop eene balans van goud; 8o De reeders of de zeevaart: van zilver met de rozenkroon der privilegiën van Antwerpen; in het middenpunt, een schild van sinopel met twee ankers van zilver in St. Andrieskruis geplaatst; 9o De waterstaaat: van goud met den anker van sabel, paalsgewijs geplaatst; hierboven de keizerlijke kroon; 10o De keizerlijke admiraliteit: van zilver met twee ankers van sabel in St. Andrieskruis geplaatst; het gekroonde wapen van het keizerrijk in middenpunt over alles heen; 11o Het loodswezen: van sinopel met den anker van zilver, paalsgewijs geplaatst; hierop in middenpunt, een schild van goud met het vlammend Burgondisch St. Andrieskruis, in natuurlijke kleur; 12o De havendienst: van sinopel, met het anker van zilver, paalsgewijs geplaatst; hierop het gekroonde wapen van het markgraafschap des H. Rijks, in middenpunt; 13o De munt van Brabant, gevierendeeld: l en 4 van sabel, met den leeuw van goud, getongd en geklauwd van keel, 2 en 3 van zilver met den leeuw van keel, getongd en geklauwd van goud; 14o De assurantiemakelaars: van sinopel met den slangestaf, waarboven de Mercuriushoed, paalsgewijs geplaatst, en vergezeld van twee ankers van zilver in St.-Andrieskruis geplaatst; hierop, in middenpunt, het stedelijk wapen van Antwerpen; 15o De schippers: van zilver met het schip van natuurlijke kleur, varend in water van azuur en zilver, de mast en achtersteven versierd met den Antwerpschen wimpel, en de vlag met het wapen der stad; 16o De Oostindische maatschappij: van goud, met het vlammend Burgondisch kruis in natuurlijke kleur, elke knoestige stok voorzien, aan de uiteinden, van een drieblad van sinopel. Na deze groote instellingen, die eertijds de grondvesten van den Antwerpschen handel uitmaakten, moesten noodzakelijk de gilden en ambachten plaats vinden, die van hen voortsproten of afhankelijk waren. Gelijk wij hooger hebben gezien, had de bouwmeester voor de kenteekens dezer vereenigingen eene plaats bestemd tusschen de ijzeren dakversieringen welke achtervolgens den wijngaard, de suiker, de koffie, de rijst, de tabak, het katoen, de thee en het koren of graan voorstellen. (Wordt voortgezet.) P. Génard. |
|