Helena de Verduldige.
Legende naar de beste bronnen bewerkt.
In de dertiende eeuw zetelde op den bisschoppelijken stoel van Napels, een patriarch, wiens zuster met Alexis, keizer van het Oosten getrouwd was. Zoodra de keizerin voorzag dat zij moeder worden zou, zond haar man eenen gezant naar zijnen zwager, om te vragen, hoe men het kind noemen zoude, dat God hun mocht verleenen.
De patriarch gaf ten antwoord: ‘Is 't een zoon, zoo noem hem Constans, is 't eene dochter, noem haar Helena!’
Kort daarna baarde de keizerin eene dochter en zij noemde haar Helena. Het kind werd in reine godsvrucht opgevoed en het wies in schoonheid en in deugden. Doch nauwelijks had Helena haar vijftiende jaar bereikt of de dood rukte hare brave moeder weg.
Keizer Alexis treurde een jaar over den dood zijner echtgenoote; dan besloot hij eene andere vrouw te nemen. Hij zond boden uit naar alle landen der wereld, met last eene maagd op te zoeken even schoon en even volmaakt als zijne eigene dochter. Maar zulke vond men nergens.
De duivel ontstak toen een boozen lust in het hart des keizers; hij ging tot zijne dochter en verklaarde dat hij met haar wilde trouwen.
Helena verschrikte bij dien voorslag; zij wierp zich weenende op de knieën voor haren vader neder en smeekte: ‘o, Lieve vader, laat zulk zondig voornemen uw hart niet bemeesteren; zijn er geene vrouwen genoeg, uwer waardig, met wie gij trouwen kunt?’ Doch de keizer zeide met verbolgen stem: ‘Ik wil en zal met u trouwen of het u lief of leed zij.’
- Wee over mij! snikte Helena; vader, ik wil u in alles gehoorzamen, maar ik zou liever sterven dan zulke schande te plegen en het verlies onzer zielen te bewerken.
- Wat bekommer ik mij daarover! riep de keizer en ging toornig heen.
Omtrent dezen tijd waren de Saracenen Italië ingevallen en hadden de stad Napels belegerd. De patriarch riep zijnen zwager, keizer Alexis, ter hulp. De vorst verzamelde onmiddellijk zijne ridders en krijgsknechten en trok aan het hoofd van tienduizend man op naar het Westen, sloeg midden door het leger der Saracenen en bereikte Napels.
De patriarch verwelkomde den keizer bij zijne aankomst in de stad; maar deze sprak: ‘Eerwaarde broeder, ik ben ter uwer hulpe gesneld en met Gods bijstand zal ik den vijand van hier verdrijven. Als belooning, verlang ik echter, dat gij mij plechtig belooft, de bede toe te staan, welke ik u zal doen, na de zegepraal over mijne vijanden te hebben behaald.’
- Uwe bede zal u toegestaan worden, zeide de patriarch, al verlangdet gij ook de helft mijns rijks.
Des anderendaags trok de keizer met koenen moed tegen de Saracenen op, sloeg hen op de vlucht en bevrijdde de stad Napels. Bij den blijden intocht van het zegevierende leger, wachtte de patriarch aan het hoofd van gansch den hofstoet keizer Alexis op, en verwelkomde hem met deze woorden: ‘Doorluchtige heer en broeder, gij hebt mijn volk en mij gered; wat verlangt gij als belooning?’
Toen sprak de keizer: ‘Ik begeer oorlof, om met mijne dochter Helena, uwe nicht, te trouwen!’
De patriarch verbleekte bij het hooren dier uitzinnige woorden en sprak: ‘Doorluchtige vorst en lieve zwagerbroeder, verg iets anders van mij; want hoe zou ik u kunnen toestaan wat tegen God is?’ Maar toornig zeide de keizer: ‘Ik begeer niets anders dan uwe bisschoppelijke toelating om met mijne dochter te trouwen. Verbreekt gij nu uw woord, zoo wee over u en over uw volk, want ik zal Napels niet verlaten, alvorens de stad ten vure en ten zwaarde te hebben verwoest!’
Na veel bidden en smeeken verkreeg, echter, de patriarch eene maand uitstel, om zich over zijn antwoord te bezinnen.
Verbolgen trok de keizer aan het hoofd zijner legerbenden naar Konstantinopel terug. Doch onderwege berouwde hij zich over het uitstel. Hij besefte, dat de patriarch nooit tot een huwelijk met Helena toestemming zou geven. Derhalve besloot hij, door zijnen geheimschrijver valsche bisschoppelijke brieven te doen vervaardigen en ze met een nagemaakt zegel te bestempelen.
Bij de aankomst des keizers te Konstantinopel liep zijne dochter hem te gemoet, met woorden van kinderlijke liefde; toen hij Helena's uitnemende schoonheid beschouwde, werd hij in zijn boos voornemen nog meer versterkt. Huichelend sprak hij: ‘Lieve dochter, verheug u met mij; uw oom, de patriarch, heeft mij vergunning verleend om met u te trouwen!’
Dit zeggende verbrak hij het zegel der valsche bisschoppelijke brieven en toonde ze haar.
Maar Helena hechtte geen geloof aan de woorden haars vaders en zeide: ‘Vader, hoe kan de patriarch toelaten wat tegen de goddelijke en natuurlijke wetten is? Ik zal uwen wil niet doen, al moest ik ook gevierendeeld worden.’
De keizer volhardde echter in zijn boosaardig besluit; de zuchten zijner dochter konden zijn hart niet vermurwen. Hij gebood, het paleis met prachtige tapijten te versieren en eene schitterende bruiloft voor te bereiden.
Helena, mistroostig over de halsstarigheid haars vaders, ging zich schreiend en jammerend in hare slaapkamer opsluiten. In wanhoop greep zij een zwaard vast, dat tegen den wand hing, en zeide tot hare kamenier, Clarissa: ‘Neem dit zwaard en doorsteek mij het hart!’
Maar Clarissa zeide: ‘Genadige prinses, bedaar u; ik zal u goeden raad geven en uwe eer en uw leven redden. Ga aanstonds naar het strand der zee, poog een der schepen te huren, die in de haven liggen, opdat gij, in een ver afgelegen land, eene schuilplaats tegen den boozen aanslag uws vaders moget vinden.’
Deze woorden bevielen Helena. Zij verzamelde al haar goud en hare juweelen in een kofferke, ontvluchtte des nachts het hof en begaf zich met hare kamenier naar de haven. Zij vonden