eens vreemdelings zij, eene ledige en koude plaats, welke slechts aan den boezem zijner ouders kan vervuld en verwarmd worden.
Vader en zoon gebruikten de schijnbaar laatste oogenblikken huns levens, om hunne harten in elkander uit te storten. Gelukkig was de Vega, daar hij den zoon de deugden zijner moeder kon afschilderen. De beeltenis der te vroeg gestorven vrouw beurtelings aan het hart en aan de lippen drukkende, verhaalde hij aan Pedro, hoe zij tot het laatste oogenblik haars levens niet opgehouden had; voor haar kind te bidden.
Pedro, op zijne beurt, maakte zijnen vader bekend, hoe hij na Almansors dood door Hiaya met weldaden overladen was; hoe deze hem, als prijs zijner zegepraal, zijne eenige dochter Eldina tot bruid gegeven had; en eindelijk deelde hij hem den droom mede, die hem na zijne overwinning zoo zeer ontsteld en, als het ware, met wroeging vervuld had.
Zoo waren eenige uren in onbeschrijfelijke zielevreugd vervlogen, toen deze door het naderen van voetstappen gestoord werden. Voor de deur van den kerker hield men stil, en vader en zoon, geloovende dat hun laatste uur geslagen was, knielden neder en bereidden zich tot den dood. Doch eensklaps ontstond er eene hevige woordenwisseling; het scheen dat iemand den ingang des kerkers verdedigde. Zij luisterden aandachtig, en inderdaad, zij hoorden Eldina met vastberaden stem uitroepen: - Gij zult deze plaats niet binnentreden, tenzij over mijn lijk!’
Met kracht verzette zij zich tegen de soldaten, die gekomen waren om aan Ferdinandez en Pedro het doodvonnis te volvoeren. Als een engel, door den Hemel afgezonden, beschermde zij de weerlooze onschuld tegen de overmachtige boosheid.
Toen deze worsteling eenigen tijd geduurd had, hoorden zij een nog sterker en verward gedruisch. De woordenstrijd had opgehouden en werd vervangen door het gerammel van wapenen en de kreten van vechtende krijgslieden. Wij zullen het leven onzer helden aan de moedige bescherming van Eldina toevertrouwen en gaan zien wat de oorzaak van dit gedruisch zijn mag.
Gelijk wij vroeger zagen, zou koning Alphonsus, eenige dagen later dan Ferdinandez, met een leger naar Toledo oprukken. Dit was geschied; en onder weg de treurige mare van de Vega's nederlaag en gevangenschap vernomen hebbende, had hij zich gehaast, om den held van Spanje aan de handen der Mooren te ontrukken.
Het christen leger verscheen vóór de stad, terwijl de inwoners, dronken van vreugde, zich aan alle soorten van vermakelijkheden overgaven. Ook in het paleis hield het voorgevallene tusschen de Vega en Pedro alle gemoederen zoodanig bezig, dat er aan niets anders gedacht werd, dan aan de voldoening der wraakzucht. Dit alles was oorzaak dat Alphonsus, de poorten en muren der stad onbezet vindende, deze zonder slag of stoot overmeesterde. Aanstonds begaf hij zich naar het paleis van Hiaya, verbrijzelde de deuren en verscheen met uitgetogen zwaard in de vergaderzaal, eenige oogenblikken nadat de beul deze verlaten had, om het vonnis te gaan volvoeren.
- Waar is Ferdinandez de Vega? Waar is de Leeuw van Castilië? - was de eerste kreet des braven vorsten.
- Te laat! te laat! hij is niet meer! - riep de grijze Calib, buiten zich-zelven van droefheid.
Alphonsus stond verplet bij 't hooren dezer treurige tijding. - Dood? Dood? - zeide hij, - en wie is zijn moordenaar?’
- Hij! hij! - schreeuwde Calib op Hiaya wijzende.
Woedend vloog Alphonsus op Hiaya aan, en dezes laatste uur ware geslagen, zoo Pedro niet was binnengetreden. Zijnen weldoener in gevaar ziende, werpt hij zich, schoon ongewapend, tusschen hem en Alphonsus, en dekt hem met zijn lichaam.
- Laat af! laat af! - roept hij uit; - wie durft zich vermeten, Hiaya te deren?
Alphonsus greep Pedro in de borst en wierp hem onzacht van zich af, toen de Vega die met zijn zoon, op aanwijzing van Eldina, door de Spaansche krijgsknechten uit den kerker, verlost was, binnentrad, en radende wat er omging, den koning vergiffenis vroeg voor zijnen zoon. Alphonsus, verheugd Ferdinandez levend weer te zien, omhelsde zijnen grijzen vriend; en na het volbrengen van dezen vriendschapsplicht, vroeg hij hem verwonderd, hoe hij, die zich steeds kinderloos genoemd had, eenen zoon had aan het moorsche hof.
De Vega deelde nu den vorst mede, op hoe wonderbare wijze hij zijn kind, dat hij reeds twintig jaren dood waande, had weergevonden, en op Calib wijzende, verhaalde hij, hoe deze den kleinen Pedro uit de vlammen gered had, doch ongelukkiglijk in de handen der Mooren gevallen was. Daarna maakte hij ook den vorst alles bekend, wat hij van Pedro ten opzichte van Hiaya vernomen had, ten einde de handelwijze zijns zoons te rechtvaardigen. Hij somde de weldaden op, waarmede de moorsche koning Pedro had overladen en smeekte, als blijk van dankbaarheid, genade voor den weldoener zijns zoons.
Koning Alphonsus, die zoo edelmoedig als dapper was, voldeed gaarne aan het verzoek van zijnen vriend. Hij schonk Hiaya niet alleen het leven, maar zelfs de vrijheid, en liet het aan zijne keus, te Toledo te blijven of naar elders te vertrekken. Deze echter vond het te vernederend, als onderdaan te leven in een land, waar hij eertijds als vorst geregeerd had, en verliet in stilte het koninkrijk Toledo.
Eldina was verplicht haren vader te volgen en alle hoop op eene vereeniging met Pedro te laten varen; want niet alleen was het nu bestaande verschil van godsdienst daartoe een ernstig beletsel, maar ook haars vaders haat tegen het christendom, welke na de ondergane vernedering nog was aangegroeid, zou zulks nimmer gedogen. Zij vertrok dan zonder haren beminde te kunnen vaarwel zeggen, en onzeker of zij hem ooit zoude wederzien.
(Wordt voortgezet.)
Peter Vierhout.