De Vlaamsche School. Jaargang 20(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een kus. Hoedredoe! Mijn liefste vriendje! Is vandaag verloren zang; Want de spartelende jongen Krijscht maar voort reeds uren lang. Wat zal moeder nu beginnen? Deugniet, zegt ze, lacht en lonkt,... En daar klinken duizend kusjes, En de kleine slaapt en ronkt. Arm in arm en hart aan harte, In den stillen maneschijn, Wandlen vrijend Jan en Mieken, Och, wat moet dat zalig zijn! Maar 't wordt laat... gauw nog een kusje, Nog een, nog... want Mieken schroomt; Doch wat deert haar moeders kijven Als ze aan Jannes kusjes droomt. Laat uw man de lippen hangen, Is de wind in 't Noord gedraaid; Vrouwke, wil daarom niet suffen, 't Is zoo stil waar 't nimmer waait! Kijk hem vriendlijk vlak in de oogen Belg en Spanjerd, Griek en Rus Brengt gij zoetjes tot bedaren Met een langen, malschen kus. [pagina 74] [p. 74] Als vaarwel in pijnlijk scheiden. Kust een vriend met stille smart, Mij de tranen van de wangen En weer hoop en moed in 't hart. Kom ik thuis van werk of reize Haalt een jubelend gezin, Dansend en met open armen Mij met liefdekusjes in. God gaf ons een mond tot spreken, Lippen tot een warmen zoen! Slechts de valschaards en de boozen Kunnen dat oprecht niet doen. Judas heeft den kus ontheiligd, Judas, vuig en laf gemoed, Maakte, wat soms menschen durven, 't Slechtste kwaad van 't beste goed. Poezle meisjes, ware vrienden, Allen, die mij duurbaar zijt, 'k Eisch mijn deel van uwe harten, 'k Scheld geen halven kus u kwijt. Trek ik op ter eeuwge reize, Dochter, maak mij 't scheiden licht, Zoon..., kust beiden dan met liefde Vaders brekende oogen dicht! V. Ceulemans. Berchem, Mei 1874. Vorige Volgende