Mechaniek voor het maken van holleblokken.
Een oud spreekwoord zegt: de honderdste boer kent het holleblokmaken niet. Deze spreuk, in haar letterlijken zin opnemende, voegen wij er bij, dat het te vreezen is, dat na verloop van min of meer korten tijd, nog al minder dan één boer op honderd, het holleblokmaken kennen zal. Sedert eenige jaren toch, is men begonnen de houten schoenen, ook wel eens kloefen genoemd, even als zoovele andere dingen, gedeeltelijk met de mechaniek te maken. Het laat zich dus voorzien, dat het holleblokmaken allengs uit de dorpen verdwijnen en uitsluitend geschieden zal in min of meer groote fabrieken. De holleblokmechaniek werd, eenige jaren geleden, uitgevonden door twee Fransche werktuigkundigen, de heeren Berniet en F. Arby. Zij kost tusschen de 1200 en 1500 fr. en schijnt door een enkel man te kunnen aan den gang gehouden worden. Eer zij op de mechaniek gaan, moeten de houtklompen uit den ruwe gekapt worden. Voorloopig schijnt het nieuwe werktuig evenwel nog niet op zeer groote schaal te worden gebruikt, ten minste in België niet. Het beste bewijs daarvoor vindt men in deze omstandigheid, dat gewone ongeschilderde mansholleblokken die, voor een tiental jaren, 50 centiemen het paar verkocht werden, thans in Antwerpen 80 en 90 centiemen kosten. Vrouwenblokken, die in 1863 tegen 35 centiemen het paar werden verkocht, gelden tegenwoordig 50 centiemen.