De Vlaamsche School. Jaargang 19(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het zieke broerken. De moeder zit aan 't vensterraam, Zij heeft een kind op haren schoot En vouwt de handen biddend saam: Ons broederken is bijna dood! Hoe ligt het daar, op haren schoot, Wat is het bleek, het arme wicht! Mijn broederken is bijna dood, Dat nog op mis zijne oogen richt. Wat ziet het bleek, het arme wicht! Het legt zijn hoofdje moede neer Terwijl 't op ons zijn oogen richt; Want het bemint ons nog zoo teer! Het legt het moede hoofdje neer En zoekt in moeders armen rust. Ach! het bemint ons nog zoo teer: Het heeft ons gistren nog gekust... Nu zoekt het bij de moeder rust. Het wilde,... maar en kan niet meer, Het heeft ons gistren nog gekust; Omarm ons, lieve, nog een keer! Het wil wel, maar het kan niet meer! Vorige Volgende