Brussel. - Bij besluit van 28 December 1870, zijn benoemd als leden der jury, gelast met de toewijzing van den prijs der Vlaamsche tooneelletterkunde voor het vijfde driejaarlijksche tijdvak, de heeren Conscience, Heremans, Hiel, Snellaert en Stroobant.
Gent. - Willemsfonds Uit het verslag over 1870 blijkt dat deze vereeniging ruim 1100 leden telt. Als bestuurleden voor 1871 werden gekozen: F. Rens, Vuylsteke, Van Hoorde, De Maere, De Rycker, F.-H. Boone, Em. De Clercq, O. De Kerchove, P. Geiregat, Van Aelbroeck, L. Van Gheluwe, K. Miry, Rolin-Jaequemyns, J. Morel en Prayen.
- De kunstschilder L. Tydgat is als leeraar aan de academie benoemd.
- De maatschappij De taal is gansch het volk, heeft drie stukken ontvangen voor haren prijskamp, waarvan het voorwerp was een roman ontleend aan de Nederlandsche geschiedenis. De drie ingekomen romans zijn getiteld: ‘Jacoba van Beieren,’ met de kenspreuk: ‘Quamquam desunt vires, tamen est laudandem voluntas;’ ‘De laatste Kerelinne van Vlaanderen,’ met de kenspreuk: ‘Langdurig is de strijd;’ en de ‘hertog van Anjou en de prins van Oranje, of de Fransche furie, met de kenspreuk: ‘de wereldgeschiedenis is een Godsgericht.’ De jury gelast met de beoordeeling van den prijskamp is samengesteld uit de heeren Ph. Blommaert, P. Geiregat, J.-F.-J. Heremans, Fr. Rens en F.-A. Snellaert.
- Verschenen: Nederduitsch letterkundig jaarboekje voor 1871, acht-en-dertigste jaargang, bevattende bijdragen van de heeren Blieck, Bogaerd, Bols, Bouchery, Bultynck, A.-J. Cosyn, mev. Courtmans, L.-F. David, Mev. David, Fr. De Potter, Dodd, Hiel, de jufvn Loveling, Muskeyn, Nolet de Brouwere van Steeland, jufv. Anna Otthé, Peeters, F. Rens, Sleeckx, mev. Van Ackere, Ph. Van Cauteren, Van de Weghe en Van Driessche.
St-Nicolaas. - De plechtige inhuldiging der thans voltooide muurschilderingen van Guffens en Swerts, heeft op 12 December in de O.-L.-Vrouwekerk plaats gehad.
Deze kerk werd voor een twintigtal jaren gebouwd en heeft eene wezenlijke vermaardheid bekomen door de schilderingen van de heeren Guffens en Swerts, die deze voor zeventien jaren begonnen (1853).
Ten 9 ure had er in de kerk eene plechtige mis plaats, gecelebreerd door den zeer eerw. heer Vermeersch, pastoor-deken der stad. De eerw. heer Claeys, leeraar van poësis in het klein seminarie, hield eene redevoering over de christene kunst, waarna er een Te Deum gezongen werd, muziek van Karl Kempter, bijgewoond door de volksvertegenwoordigers van het arrondissement Sint-Nicolaas, de heeren Kervyn de Lettenhove, minister van binnenlandsche zaken; Julius Malou, minister van staat en senator; Ad. van Soust de Borckenfeld, opzichter der schoone kunsten., enz.
Bovengemelde overheden bezochten later de kostschool gehouden door de Zusters van de Presentatie, waar zich drie groote paneelen (muurschilderingen), door den heer G. Guffens uitgevoerd, bevinden. Ten 2 ure werd aan de gevierde kunstschilders een prachtig banket aangeboden, waarop al de overheden en vele aanzienlijke personen uit de burgerij tegenwoordig waren. Verscheidene redevoeringen werden er uitgesproken. Gedurende den feestdisch ontving de heer Verdurmen een telegram, meldende dat de heeren Guffens en Swerts tot ridders der orde van Gregorius-den-Groote benoemd waren, welke tijding de heer J. Swerts met een heildronk aan Z.H. den Pans in te stellen beantwoordde.
Het groote schoone tafereel welk de muurschilderingen der Lieve-Vrouwekerk voltooit, heeft eene oppervlakte van 72 meters. Het is in de koor geplaatst en uitgevoerd door den heer J. Swerts.
Kortrijk. - De nieuwsbladen dezer stad brengen ons de aangename tijding aan, dat het stadsbestuur den heer Fr. De Potter, letterkundige te Gent, den last opgedragen heeft de Geschiedenis van Kortrijk te schrijven, en dit uitgebreide werk op hare kosten uit te geven. Het zal 4 boekdeelen van 400 bladzijden ieder uitmaken, en binnen de vier jaren moeten voltooid zijn. Den schrijver is alle gemak voor de raadpleging van het vrij aanzienlijk archief der zoo belangrijke gemeente vergund. Laten wij hopen, dat hij het gelukkig moge ten einde brengen en dat, anderzijds, dit vaderlandslievend voorbeeld niet verloren ga voor West-Vlaanderen, waar het niet aan Fransch- maar aan Vlaamschschrijvenden ontbreekt.
Mogelijk kan dit werk, zegt de Eendracht, waaraan wij dit bericht ontleenen, er de sluimerende liefde voor onze taal doen herleven, en gevolg geven aan den oproep, die voor een paar jaren werd gedaan ter vorming van een comiteit, dat, op het voetspoor der heeren De Potter en Broeckaert, voor Oost-Vlaanderen, ons de West-Vlaamsche gemeenten doen kennen.