bewijs, dat hij zijne faam als dierenschilder gestand doet.
W. Roelofs, van Brussel. Eene breed geschilderde Hoeve bij Calmpthout (aangekocht voor de trekking) en een Hunnenbed te Tinaarlo (Holland), maar dat natuurlijk eentonig is.
F. Roffiaen, van Elsene. Twee zeer schoone gezichten uit Hoog-Beieren in Zwitserland.
Mej. H. Ronner, van Elsene. Drie tafereelen, waarvan Het span ons het meest bevalt. De honden op den voorgrond zijn bijzonder pittig geschilderd. Daarentegen laat de achtergrond te wenschen. De toren en de kerk smelten te veel ineen met de lucht.
P. Roth, van Dusseldorp. Op het plein van Munchen is vooral schoon als doorzicht; overigens wat zwart van kleur.
P. Rousseau en F. Roybet, van Parijs. De eerste leverde onder den titel het Nagerecht eene nette tafel met wijnflesschen, romers en mercatons. Roybet 's Doode natuur is minder goed uitgevoerd.
H. Russel, van Jambes (Namen). Wij verkiezen zijn gezicht op een Na mensch bosch, als uitvoering, boven zijnen Patrijshond.
J. Ruyten. Van dezen befaamden Antwerpschen meester krijgen wij het Vleeschhuis te zien in een tafereel dat zeer schoon van kleur is. De figuren zijn zorgvuldig behandeld, maar het gebouw vinden wij niet waar genoeg terug gegeven; het is te conventioneel uitgevoerd; zoo glimmend van kleur zien wij het niet in de natuur. Is aangekocht voor de trekking.
G. Saal, te Parijs. Een groot schoon tafereel: De herder en de Bohemers. Is echter, als algemeene toon, wat zwart en zelfs wat eenvormig. Deze schilder, een Duitscher van geboorte, sedert tien jaren te Parijs woonachtig, was ten gevolge van het uitbarsten des oorlogs tusschen Frankrijk en Pruisen naar zijn vaderland teruggekeerd, waar hij overleden is op 4 October, te Baden-Baden.
Mej. E. Salanson, van Parijs. Drie tafereelen waarvan het Vogelnestje met bloemen het beste is. De twee andere stukken zijn te veel gelikt.
A. Schäffer, van Dusseldorp. Doode natuur, zijnde goed afgemaald oud tafelgerief en vruchten.
H.-G. Schanche, van Dusseldorp. Heeft een zeer aangenaam tafereel, ontleend aan Hardingen in Noorwegen en gewijd aan de afmaling van een huwelijksfeest waarvan de samenstelling zeer gelukkig en eigenaardig is.
L. Scheins, van Dusseldorp. Puik Wintergezicht. Uitnemend schoon is de Terugkomst des herders bij opkomend onweer, door den Dusseldorper C. Schlesinger.
E. Schoenfeld, van Dusseldorp. Twee tafereelen die tusschen de goede Dusseldorpsche mogen gerekend worden, vooral de IJskelder te Morteratsch.
R. Schultze, nog een Dusseldorper, levert een zeer schoon stuk getiteld: de Vallei van Lint.
E. Schepens, van Antwerpen, moet nog veel leeren. Zijne huisjes, boomen en figuurtjes doen aan Neurenbergsch speelgoed denken. Zijne Reisherinnering is hard, onwaar, en als onderwerp onbeduidend.
H. Sebron, van Parijs. De kolossen van Tebes (Hoog-Egypte) vormen een schoon en goed geschilderd tafereel, veel beter geslaagd dan zijn kerkgezicht, hoezeer ook dit stuk verdienstelijk mag heeten. Van dezen meester zij nog vermeld eene fraaie waterverfschildering: De Paus, officieerende op St-Pietersdag in de groote Basiliek te Rome.
A. Seegers, van Antwerpen. Bloemen en vruchten die niet zonder verdiensten zijn.
J.G. Smits, te 's-Gravenhage. Een puik gezicht op de stad Zalt-Bommel, goed geteekend en geschilderd.
A. Sodar, van Dinant. Drie tafereelen, waarvan een getiteld Bij stormig weer, veel bijval heeft.
G. Speckaert, van Brussel. Wintergezicht (te Boitsfort) en In het bosch zijn twee goede tafereelen.
C. Springer, van Amsterdam. De markt en het stadhuis te Lubeck is zeer schoon, het mag een meesterlijk stadsgezicht genoemd worden.
A . Steinike, van Dusseldorp. Een goed tafereel, getiteld: eene Kapel aan den boord van het water. Aanvankelijk was het zeer behoorlijk geplaatst; men heeft het jammer genoeg verhangen en op zijne nieuwe plaats deed het zich minder gunstig voor. De er voor gevraagde prijs was wat hoog, anders ware het reeds van eenige dagen na het openen der pronkzaal verkocht geweest.
J. Stocquart, van Brussel. De kleur van zijnen Zomeravond is niet zonder overdrijving. In zijn Slecht weer is de schildering wat hard.
P. Stortenbeker, van 's-Gravenhage, prijkt, even als in 1867, met een schoon tafereel, getiteld: Opkomende maan bij zomeravond.
F. Stroobant, te Brussel. Deze zoo beroemde teekenaar als puike schilder, stuurde een zeer schoon gezicht op Brugge, voorstellende de Rozenkrans-kaai aldaar; het water schijnt ons wat al te doorschijnend en de gebouwen wat al te zuiver als schildering, nogtans geven wij het de voorkeur boven zijn verleden jaar te Brussel tentoongesteld tafereel.
C. Sturtzkopf, te Dusseldorp. Eene Kloosterpoort en het Portaal der Sint-Andrieskerk te Keulen zijn goede studiën; laatstgenoemd stuk is wat al te bruin van toon.
J. Tavenraat, te Rotterdam. Zijne Herten (een avondgezicht) zijn goed behandeld, maar als onderwerp onbeduidend.
B.-G. Ten Berge, van Alkmaar. Schoon Beboscht Hollandsch landschap met dieren en een uitmuntende Stal.
F. Thessel, van Dresden. Zijn Opkomend onweder is te schreeuwend van kleur.
E. Van den Bosch, van Brussel, heeft veel bijval met zijne Foltering van Tantalus: de muizen zouden zoo graag aan de kaas zitten, maar er staat eene glazen klok over; harerzijds zou de kat wel eens een muisje willen proeven, maar het toegesloten raam staat haar in den weg. Is eigenaardig en goed geschilderd. Aangekocht voor de trekking.
E. Van der Eycken, van Leuven. Zijn waterval in het groothertogdom Baden is schoon, maar wat al te porseleinachtig geschilderd.
H. Van der Hecht, te Brussel woonachtig. Drie tafereelen een Boschgezicht te Groenendaal, een gezicht op Hulpe en een op de Maas. Belooft een goed landschapschilder te worden als hij de natuur tot vriendin krijgt.