Antwerpen, den 29 Oogst 1870.
Den Heere P. Génard, stadsarchivist en bibliothecaris.
Mijn waarde Heer,
Ik zie dat onze vriend Edward van Even, in zijnen brief van 15 Juli ll., mij vermeldt tusschen de voorstanders van Quinten Massys' geboorte te Leuven. Ik heb inderdaad dit gevoelen geuit in mijn Supplément au catalogue du musée d'Anvers. Doch na de bewijsredenen die uw collega in den Messager des sciences historiques heeft medegedeeld, met de uwe, door de Vlaamsche School afgekondigd, te hebben vergeleken, ben ik van gedacht veranderd en hoû thans den ouden Quinten voor een Antwerpenaar van geboorte.
Aanvaard, enz.
Theodore Van Lerius.
Nogmaals, wanneer zal men, in deze zaak, enkel op oorspronkelijke bescheeden voortgaan? Waarom niet voor Massys doen wat men voor al de groote kunstmeesters, zooals de van Eycken, de van der Weyden, Memlinghe en zelfs Rubens heeft gedaan? Wat is er van de oude legenden rakende deze meesters overgebleven?
Het schijnt u onmogelijk dat men in de zestiende eeuw zou toegelaten hebben feilen te drukken, in tegenwoordigheid van 's mans talrijke kinderen; doch, doet men zulks nog op onze tijden niet? En heeft de geleerde Kramm, in zijne levenschetsen der Nederlandsche kunstenaars, over Andreas-Cornelius Lens niet de meest gewaagde gissingen geuit? En heeft de gekende kunstcriticus A. Reichensperger, in schilders leven, van den befaamden Leys, niet den zoon eens bakkers gemaakt? Heeft zich iemand der familie daartegen verzet? Wel neen, het zou nog al veel werks baren, moest men alle dergelijke dwalingen te recht wijzen.
Jan Massys II, alias Quintens, die zich met de hervorming bezig hield, en als zulkdanig, in 1553, voortvluchtig en gebannen was, had andere zaken te beridderen, dan zich met de getuigenis eens Guicciardini's bezig te houden. Ik herhaal het, bescheeden, en bescheeden alleen, kunnen de door ons behandelde zaak regelen. Het wordt tijd dat men kort spel met al de tot nu voorgebrachte verdichtsels make.
Omtrent Guicciardini's beweringen zal de tijd uitspraak doen. Met vertrouwen wacht ik zijn vonnis af.
In mijnen aan u gerichten brief, na eene menigte bescheeden aangehaald te hebben, schreef ik het volgende: ‘na dit alles, waarde collega en vriend, dunkt het mij dat men dus het innig gevoel mag hebben dat Quinten te Antwerpen is geboren; om op eene stoffelijke manier te bewijzen dat Quinten in de Scheldestad het licht heeft gezien, ontbreekt er slechts één stuk; eene oorkonde waarin gezegd wordt dat Quinten de broeder van “Jan den bontwerker” is, doch, zooals ik hierboven zegde, bij het gemis der registers van 1480 tot 1489, wordt deze leemte ruimschoots aangevuld door den akt van 1508, waarin Quinten zelf verklaart dat de Antwerpenaar Jan de “bontwerker,” bij uitsluiting van alle andere, zijnen naasten bloedverwant is.
Tot dat de aangeduide bescheede of eene andere soortgelijke worde ontdekt, kan dus de pennetwist over Quintens geboorteplaats worden voortgezet; doch tot nu toe kan ik met u niet instemmen, dat de ontdekking van het schrift van Molanus en de te Leuven gevondene oorkonden, de eischen van Antwerpen den doodslag hebben gegeven. Mijns dunkens, zijn door de stukken welke ik in den loop dezes (mijn vorige brief) heb aangehaald, en die welke ik daarop laat volgen, de titels van Antwerpen ernstiger dan ooit geworden.’
Indien ik nu dit enkel stuk, waarvan ik zelf het gemis aanduid, bezat, dan zou ik in geenen ‘veronderstellenden’ zin, maar wel op eene ‘afdoende’ wijze hebben verklaard dat Antwerpen de geboorteplaats van Quinten Massys is. Uwe vraag is dus overbodig.
Omtrent de akten van 1508 en 1511, treedt gij, waarde collega en vriend, op eenen grond waarop ik u noch kan, noch mag volgen. De costumen van Antwerpen beantwoorden uwe vragen in mijne plaats.
Wat nu de te Leuven gevestigde tak der familie Matsys, Massys of Metsys betreft, deze was stellig, even als de Antwerpsche, van éenen boom herkomstig, en de door u ontdekte Catharina Metsys mocht zeer wel zeggen dat zij te Antwerpen vrienden wonen had; hierdoor echter beweerde zij geenszins dat Quinten haar oom was.
Gij staat verwonderd, waarde collega, dat er te Antwerpen niet meer akten rakende Quinten Massys worden gevonden. De bemerking over de vernietiging der registers van 1480 tot