De Vlaamsche School. Jaargang 16
(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zaal Leys, op het stadhuis van Antwerpen.Op 14 Augustus, ten 2 ure, had de plechtige inhuldiging plaats der zaal, beschilderd door wijlen baron Hendrik Leys, op het stadhuis van Antwerpen, in tegenwoordigheid van de heeren gouverneur der provincie, de schepenen en leden van het gemeentebestuur, het bestuur der koninklijke maatschappij ter aanmoediging van schoone kunsten en talrijke kunstbeoefenaren in alle vakken, daartoe uitgenoodigd. In de afwezigheid des burgemeesters, voerde de heer schepen d'Hane-Steenhuijse het woord. Wij denken, niet beter te kunnen doen dan de volgende beschrijving der schilderingen door den meester zelf uitgegeven, onzen lezeren mede te deelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanteekening over de versiering der zaal van het stadhuis van Antwerpen.Sedert dat de staat en de stad mij de versiering der groote zaal van het stadhuis van Antwerpen toevertrouwd hebben, heb ik den aard en het karakter nagegaan der sieraden welke het best voor een gemeentehuis kunnen gebruikt worden. Het stadhuis is het paleis der gemeente; de zetel van de afgevaardigden der inwooners. Als zulkdanig moet het eenen bijzonderen stempel dragen; elk tafereel, elk sieraad, elk zinnebeeld moeten in betrekking staan met de geschiedenis onzer burgerlijke instellingen; mijns dunkens, moet dit gebouw, om zoo te zeggen, een open boek zijn waarin elk burger zijne rechten kan leeren kennen, en den geest verlichten door de edele voorbeelden onzer voorouders. In de verledene eeuwen, wanneer het de versiering of de schildering van het binnengedeelte der stadhuizen gold, hebben de kunstenaren in de gewijde of ongewijde geschiedenis ontwerpen gekozen, welke in betrekking stonden met het ambt der magistraten. Het is alzoo dat de vermaarde Rogier van der Weyden, op het stadhuis van Brussel, de zaal versierde waar de burgermeesters, de schepenen en de raadsleden zich vereenigden om de gerechtigheid uit te oefenen of de zaken der gemeente te bestieren; de schilderingen welker bediedenis aan den voet van elk tafereel gemeld stond, stelden feiten voor ontleend aan het leven van keizer Trajanus, aan dit van Paus Gregorius 1, en aan de legende van Herkenbald; het is insgelijks zoo, dat een ander nietmin befaamde schilder, Dierck Stuerbout, eene der zalen van het stadhuis van Leuven versierde met tafereelen waarvan de onderwerpen getrokken waren uit de legende van keizer Otto III. Alle deze schilderingen zinspeelden op de gerechtigheid welke eertijds de schepenen geroepen waren uit te oefenen. Zulkdanige voorbeelden gegeven door meesters welke men, met recht, als de hoofden der Vlaamsche school aanziet, zijn voldoende om aan den hedendaagschen schilder zijne baan aan te wijzen. Maar van der Weyden en Stuerbout hebben slechts eenige afgezonderde onderwerpen te behandelen gehad. Het staats- en het gemeentebestuur, met mij het versieren der bijzonderste zaal van ons stadhuis toe te vertrouwen, hebben mij den middel verschaft om aan mijn werk het karakter van een samenhangend geheel te geven. Ik stel mij voor aldaar eene reeks feiten te verbeelden die, hoop ik, in het kort de rechten en de privilegiën onzer gemeente zullen aanduiden. Nog een woord. Alhoewel ik tot mijne onderwerpen feiten gezocht heb die in de jaarboeken der vorige eeuwen aangeboekt zijn, heb ik steeds voorbeelden gekozen die niet alleen aan ons tijdstip toepasselijk zijn, maar die nog in het toekomende kunnen nagevolgd worden. Het stadhuis van Antwerpen is gebouwd geworden tusschen de jaren 1560 en 1564; het hoort toe aan het tijdstip der Hergeboorte; ik ben er in gelukt alle mijne onderwerpen in onze eigene plaatselijke geschiedenis te vinden, in de korte tijdruimte van 50 jaren, tusschen 1514 en 1562, dat is te zeggen, in de jaren dat in onze provinciën den bouwtrant der Hergeboorte ingevoerd werd, die ook het tijdstip waren waarop Staatkunde, Kunst en Koophandel tot den hoogsten bloei in onze stad gerezen zijn.Ga naar voetnoot1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste onderwerp.De Souverein, vóór zijne intrede in de stad Antwerpen, legt in handen van den eersten burgemeester, den eed af van de bestaande wetten na te leven en de voorrechten zijner toekomende onderdanen te eerbiedigen. Voorbeeld: De blijde inkomst van den Aartshertog Karel, later Keizer onder den naam van Karel V. (1514).Ga naar voetnoot2 De inhuldiging onzer Souvereinen, in de geschiedenis gekend onder den naam van blijde inkomst, verschafte aan onze voorvaders de gelegenheid om door hunne prinsen, hunne rechten, hunne privilegiën en hunne vrijheden op eene officieele wijze te doen bestatigen. De stad Antwerpen, met haren omtrek, vormde eertijds eene afgezonderde heerlijkheid, toehoorende aan de hertogen van Brabant, maar nogthans onafhankelijk van het hertogdom, in dier voege, dat zij in de XIVe eeuw, gedurende verscheidene jaren in de handen der graven van Vlaanderen overging. Vóór zijne intrede in het markgraafschap van het Heilig Rijk, waarvan Antwerpen de hoofdplaats was, was de Souverein verplicht te zweeren de in zijne heerlijkheid bestaande wetten na te leven en de voorrechten zijner nieuwe onderdanen te eerbiedigen. Den 12 Februari 1514, deed de Aartshertog Karel van Oostenrijk, later Keizer onder den naam van Karel V, zijne blijde inkomst in Antwerpen. Deze plechtigheid had plaats ten 1 ure na den noen. De prins kwam van Brussel langs Mechelen en was vergezeld van zijne twee zusters, de princessen Eleonora en Maria, later koninginnen van Frankrijk en Hongariën. Het magistraat van Antwerpen had op het veld van Berchem. nabij het klooster van Ter-Siecken, een groot getal soldaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen plaatsen, welke aldaar in slagorde bleven staan, tot na het einde der inhuldigingsplechtigheid. De Schout van Antwerpen, te paard, ging zijnen meester te gemoet tot aan den grenspaal van het markgraafschap van het Heilig Rijk. Wanneer de prins aldaar aangekomen was, werd hij ontvangen door het magistraat van Antwerpen, vergezeld van de geestelijkheid, en de eerste burgemeester, M. Jan van de Werve, bood hem de sleutels der stad aan. Na deze plechtigheid, stapte de aartshertog van zijn paard begaf zich in eene kapel welke te dezer gelegenheid vóór het klooster van Ter-Siecken opgericht was. Aldaar werd aan het volk lezing gegeven van den eed welken den prins ging doen, waarna deze, vóór den eersten burgemeester, op het Evangelieboek, gezegden eed aflegde. Ik stel mij voor dees laatste onderwerp te behandelen; mijns dunkens, zal ik geen treffender voorbeeld der rechten onzer voorouders kunnen vinden, dan in de voorstelling van den machtigen aartshertog-koning, die later de keizerlijke kroon droeg op den oogenblik zelf dat hij zweert de voorrechten van het Antwerpsche volk te eerbiedigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede onderwierp.Het poorterrecht. Voorbeeld: Aanneming tot het poorterrecht van Antwerpen van Battista Palavicini uit Genua, in tegenwoordigheid der Burgemeesters en Schepenen. (1541)Ga naar voetnoot1 Weinige gemeenten bezaten in de middeleeuwen zoo vele privilegiën als de stad van Antwerpen. Hare inwoners hadden rechten welke hun benijd werden door de burgers van menige republiek; - ook zag men de vertegenwoordigers der grootste familiën uit den vreemde, het zich ter eere aanrekenen, burger van Antwerpen te worden. De plechtigheden voor het aanvaarden van eenen burger waren eenvoudig en statig. De aanvrager werd ter Vierschare der burcht van Antwerpen geleid; daar, in de opene lucht, vóór den schout, den markgraaf-souverein vertegenwoordende, en in bijzijn der schepenen, bijgestaan van eenen hunner secretarissen, legde hij den eed van getrouwheid af aan den hertog van Brabant, in zijne hoedanigheid van markgraaf van het Heilig Rijk, en zwoer te zullen waken op de veiligheid der burcht, gezamentlijk met den burggraaf en de burgers. Na het afleggen van den eed, blies de korteroede in het openbaar op den hoorn, ter getuigenis, zeggen onze Costumen, dat zulke persoon tot het poorterrecht van Antwerpen was aangenomen. Zoo als ik het gezegd heb, aanzagen de vertegenwoordigers der belangrijkste familiën uit den vreemden als eene eer het Antwerpsch poorterschap te bekomen. Ik heb voor onderwerp gekozen het oogenblik waarop Battista Palavicini, zoon van Paolo, een edele koopman der republiek van Genua, in 1541, tot de poorterij werd aangenomen, door Willem Van de Werve, markgraaf van het land van Rijen en schout van Antwerpen; deze plechtigheid had plaats in bijzijn des burgemeesters Cornelis Van Spanghen en Jan Crombach, ridders en der schepenen Lanceloot Van Ursel, Frans Vander Dilft, ridders, Arnold Schoyte, Gabriel Triapin, meester Nicolaas de Schermere, Pieter Van Halmale, Cornelis Van Berchem, Jan Draeck, Cornelis Happaart, Costen Van Halmale, meester Pieter Vledincx, Jan Vander Heyden, Hendrik van Berchem, Cornelis de Vos en Jan Rockox; deze heeren waren bijgestaan van den befaamden secretaris der stad, Cornelius Scribonius Grapheus. Ik heb dit onderwerp gekozen, niet alleen omdat het een belangrijk feit onzer jaarboeken daarstelt, maar ook omdat het eenige der uitstekendste mannen der XVIe eeuw ten tooneele voert en tevens in verband staat met een tijdstip waarop de koophandel te Antwerpen 't meest bloeiendste was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde onderwerp.De burgemeester en schepenen hebben het recht de burgerwacht bijeen te roepen. Voorbeeld: de verdediging der stad tegen Marten Van Rossem (1542)Ga naar voetnoot1 De gewapende gilden waren in de verledene eeuwen wat in onze dagen de burgerwacht is; zij moesten waken tot het behoud der goede orde; in tijd van oorlog droegen zij bij tot de verdediging des lands. Zoo als nu, verdeelde zich de burgerwacht in zoovele afdeelingen als er verschillige wapens waren; men telde de oudere en jongere gilde des kruisboogs (sint Joris); de oudere en de jongere gilde van den handboog (sint Sebastiaan); de gilde der Schermers (sint Michiel) eindelijk die der Kolveniers (st Antonis). ‘Ten allen tijde, zegt de secretaris De Moy, is de eerste burgermeester (buiten-burgermeester) het opperhoofd der gilden en der burgerwacht geweest; hij ontvangt den eed van getrouwheid der dekens, der honderd- en der tienmannen; hy en de schepen voeren het bevel voor de verdediging der stade tegen de vijanden van den buiten.’ De voorrechten van den burgemeester van Antwerpen werden op eene schitterende wijze bevestigd in 1542, wanneer de stad door Marten van Rossem belegerd werd. In dit uiterst oogenblik ontbood de burgemeester de gilden op de groote markt en gebood hun de stad veil te houden tegen de aanslagen van den Gelderschen Kapitein. De schepen van Spanghen, zegt de secretaris De Moy, en niet de schout, werd door keizer Karel V gemachtigd het bevel over de burgerwacht te voeren; zijn wijs beleid redde de stad van de afgrijselijkheden eener inneming. Ik stel mij voor dit schoon feit onzer stedelijke geschiedenis te schilderen; het oogenblik welk ik gekozen heb is dat waarop de burgemeester Lanceloot van Ursel de gilden, op de groote markt vergaderd, aanspreekt, en het bevel der wachten aan den Ridder van Spanghen overgeeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde onderwerp.De burgemeester is het hoofd der policie. Voorbeeld: De hertoginne van Parma, bestelt, in tijd van onlusten, de sleutels der stad aan het magistraat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een der voorrechten waaraan onze voorouders het meest prijs hechtten en welk zij meer dan eens tegen de aanspraken der officieren des hertogs te verdedigen hadden, was dit van door hunne burgemeesters en schepenen bestierd te worden; volgens hen, was de eerste burgemeester of zijn afgevaardigde, het hoofd der politie hunner stad. Een belangrijk feit kwam, volgens de getuigenis van secretaris De Moy, de rechten onzer medeburgers wettigen. Na de eerste onlusten, door de Hervorming veroorzaakt, zegt de schrandere schrijver, kwam de hertogin van Parma naar Antwerpen; de sleutels der stad haar aangeboden zijnde door het magistraat, gaf Hare Hoogheid ze weder, waarna zij ten stadhuize bewaard bleven, door de zorgen des schepenen Mr De Pape, zonder dat de schout zich ergens mede te bemoeien had. ‘Daaruit blijkt klaar, zegt onze secretaris, dat de opperofficier voor de crimineele zaken het hoofd der politie niet is; te meer, hij heeft er geen recht toe, en heeft niets te doen met de politie, dan wanneer er verordeningen moeten kenbaar gemaakt worden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijfde onderwerp.Ga naar voetnoot1De burgemeester en de schepenen wakkeren de kunsten en letteren aan. Voorbeeld: het landjuweel van 1561. In de XVIe eeuw had de Antwerpsche schilderschool eene aanzienlijke uitbreiding genomen. Sedert Quinten Massys, had onze stad Brugge vervangen, als bijzonderste zetelplaats der Vlaamsche kunst. Nevens de schilders- of St-Lucasgilde, hadden zich de rhetorijkkamers de Violier, de Goudbloem en de Olijftak gevormd. In 1561, vervulden de burgemeester Antonius Van Straelen en de schepen Melchior Schets, de plaatsen van hoofdman en prins der Violieren. Deze schrandere aanmoedigers der kunsten en letteren besloten te Antwerpen al de letterkundigen en kunstenaren voor een feest, Landjuweel genaamd, te vergaderen. Hun ontwerp gelukte ten volle. Veertien rhetorijkkamers antwoordden aan den oproep en gedurende verscheidene weken volgden de feesten elkander zonder tusschenpoozing op. Millioenen werden er besteed. De gezant der konigin Elisabeth van Engeland, sir Richard Clough, die deze plechtigheden bijwoonde, zegt dat van menschen geheugen, men geene pracht zag gelijk aan die, welke onze rhetorijkers hadden aan den dag gelegd. Ik heb het oogenblik gekozen waarop de burgemeester van Straelen en de schepen Schets, vergezeld van het magistraat, aan de overwinnaars van het Landjuweel, de hun bestemde zilveren bekers, ter hand stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zesde onderwerp.Ga naar voetnoot2De burgemeester en schepenen beschermen den koophandel en de nijverheid. Voorbeeld: Opening der groote vrije jaarmerkt van 1562.Ga naar voetnoot1 Volgens hare privilegiën, had de stad Antwerpen jaarlijks twee jaarmarkten; de eerste begon den tweeden Zondag voor Sinxen en de tweede den tweeden Zondag na half Augustus. Deze twee jaarmarkten, beschermd door de keizers van Duitschland en de hertogen van Brabant, verkregen door de zorgen van de magistraten der stad, eene aanzienlijke uitbreiding; zij werden, in eenige wijze, de bron der grootheid tot welke de handel in onze stad opsteeg. In de XVIe eeuw brachten al de volkeren van Europa er hunne voortbrengsels heen. De opening dezer jaarmarkten, waarvoor de vreemde landen ons somtijds afgevaardigden toezonden, gebeurde met groote plechtigheid. Volgens de costumen, had er de afkondiging van plaats, op bovengemelde dagen, door de oudste der korteroeden, in een huis nabij het stadhuis, heden nog de Maagd van Antwerpen geheeten. Men deed alsdan kennen de voorrechten, door den keizer en de hertogen van Brabant toegestaan, en verbod dragende de kooplieden aan te houden die zich ter foire van Antwerpen begaven; men las aldaar de charten die, de koopwaren vrij van alle belasting verklaarden en vervolgens die, welke vrijgeleide vergunden aan de reizigers en hunne familiën, enz. Ik heb het oogenblik gekozen, waarop de burgemeesters Lanceloot Van Ursel en Nicolaes Rockox, de oudere, voorgegaan door de stadsmuzikanten en vergezeld door de Maagd van Antwerpen, de schepenen en de verschillende vreemde afgevaardigden, in 1562, de jaarmarkt openen, na gedane afkondiging door de korteroede. In den stoet onzer eerste magistraten bemerkt men de Fuggers, de Hochstetters, de Schetz, vermaarde kooplieden; de consuls der verschillende natiën, de dekens der Hanze, de agent der koningin Elisabeth van Engeland, sir Thomas Gresham, stichter der beurs van Londen; verscheidene leden der edele familiën van Antwerpen: Van de Werve, Van Berchem, Van Immerseel, Van Schoonhove, Van Halmale, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeene schikkingen.Portretten der souvereinen. - Teksten der voorrechten. - Wapenschilden der gilden en ambachten. Om aan de samenstellingen behoorlijke proportiën te geven, heb ik de volgende schikkingen noodig geacht. De zaal heeft den vorm van een lang vierkant; in het midden zal zich de schouw, in bouwtrant der hergeboorte, bevinden; de steunsels, samengesteld uit pilasters en kolommen van rood en zwart marmer, ondersteunen eene kroonlijst in zwart marmer. De fries, in wit marmer, zal een vlak beeldwerk bevatten. De mantel zal versierd zijn met een marmeren verheven beeldwerk, voorstellende het wapenschild van Antwerpen met zijne oude houders, een wilde man en eene wilde vrouw,Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en zal op eene boogronding eindigen, versierd met vlak beeldwerk. Dit laatste beeldwerk zal den Koophandel voorstellen, dit der fries, de Kunsten. Langs beide zijden der schouw zal er een groot gedeelte muur behouden blijven voor de frescoschilderingen; daar onder zal er een paneel zijn, en daarboven eene fries met de wapens der bijzonderste burgemeesters van Antwerpen. Links en rechts, zal de muur eene groote samenstelling bevatten; langs beide kanten van het schilderwerk, zal er eene gebeitelde deur geplaatst worden; boven elke deur zullen de portretten, ten voeten uit, geschilderd worden van drie souvereinen die voor het tijdstip der opbouwing van het stadhuis geheerscht, en aan onze stad groote voorrechten geschonken hebben; het zullen namelijk zijn:
De oorspronkelijke charten door de meeste dezer souvereinen vergund, bevinden zich nog ter stadsarchieven; ik zal de zegels waarvan zij voorzien zijn kunnen ten nutte maken, om de kleedij onzer prinsen stiptelijk voor te stellen. Tusschen de vensters, langs de Groote-markt, twee geschilderde onderwerpen.Ga naar voetnoot2 Paneelen zullen den tekst der bijzonderste voorrechten van Antwerpen bevatten. Ik schrijf er hier eenige neder, welke mij bijzonderlijk getroffen hebben. Allen zijn getrokken uit onze oude wetten en costumen (uitgave der XVIe eeuw), maar het zal noodig zijn den tekst zelven en den schrijftrant te bezigen der oorspronkelijke charten ter stadsarchieven bewaard; dees laatste werk is nog te doen.
De zoldering der zaal zal versierd zijn met de wapens der stad, omringd met die van de gewapende gilden en stielen die eertijds aan de vorming van den Breeden Raed der stad deel namen; deze laatste zijn in drie groote groepen verdeeld, te weten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste groep.De schippers, de smeden, de houtklievers, de bakkers en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maalders, de bontwerkers, de strooidekkers, de zagers en de baarscheerders, ambachten die zich ter kamer der schippers vereenigden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede groep.De merceniers, de beenhouwers, de vischverkoopers, de huidvetters en de schoenmakers, de metsers, de schrijnwerkers, de buildragers en de kruiers, ambachten die zich ter kamer der merceniers vereenigden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde groep.De droogscheerders, de kleermakers, de oude-kleerkoopers, de timmerlieden, de torfdragers, de koormakers, de wevers en de kuipers, ambachten die zich vereenigden ter kamer der lakenscheerders. Vervolgens zullen komen de wapens der kouswevers, der cammers (brouwers), der van Schoonbeke's brouwers, der saaietwerkers, der zilversmeden, der loodgieters, der glazenmakers, der schoolmeesters, der kooplieden, der graankooplieden en der munters, eindelijk die der St-Lucasgilde of der schilders, der rhetorijkkamers, de Violier, de Goudbloem en de Olijftak; in een woord, al onze burgerlijke instellingen, al onze neringen, de koophandel, al onze wetenschappelijke, kunst- en letterkundige genootschappen zullen aldaar vertegenwoordigd zijn. Antwerpen, 5 Juni 1862. H. Leys. Over de schilderingen der zaal zullen wij thans niet uitweiden; alleenlijk denken wij te moeten aanteekenen, dat de sieraadschilderingen uitgevoerd zijn door den heer Baetens, en de in koper vergulde versieringswerken door de kundige zilveren koperdrijvers, de heeren Watlé, vaderen zoon. De bouwkundige ordonnanciën laten veel te wenschen over; de schouw en de deuren zijn veel te zwaar; er waren nogtans zulke schoone voorbeelden op het stadhuis zelve aanwezig, geheel en al in den stijl van het gebouw, minder zwaar, schoon van lijnen, zooals overigens meest al de versieringswerken, door Vredeman de Vries ontworpen zijn. De bijhoorigheden der zoldering en der banken zijn veel te mager. |
|