De Vlaamsche School. Jaargang 15(1869)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] 't Wintert. 't Wintert aaklig... in heur woning heeft ze vuur, noch brood, noch licht; arme moeder, immer waakt zij bij de wieg van 't kranke wicht. 't Wintert aaklig... door de reten dringt de koude in guren stroom, winden schokken 't schamel huisken, wekken 't kindjen uit zijn droom: ‘Moeder, hoort ge ginds in 't duister stemmen als een lied zoo teêr?... is de dag reeds aangebroken? moeder, 'k voel geen slaapzucht meer! - Neen, mijn kind, 't is nog het uur niet van ontwaken, slaap maar zacht, leg uw hoofdje nog wat neder tot de zon door 't venster lacht. - Moeder, 't is als ik een kindjen, dat mij toespreekt... hoort ge 't nu! luister..., 't wil mij op zijn wieken mededragen... ver van u!...’ Lange luistert de arme moeder naar de stem die 't wichtjen riep, tot de morgenzon door 't venster lichtte op 't kind, dat... eeuwig sliep! 't Wintert aaklig... in heur woning heeft ze vuur, noch brood, noch licht; Waarom zijt gij, moeder, ook niet Ingeslapen - met uw wicht? Victorien vande Weghe. Januari 1867. Vorige Volgende