Voor de Beeldhouwkunde had men de volgende prijsvraag uitgeschreven: Ruth in het veld van Booz.
Buiten een eermetaal was uitgeloofd een geldprijs van 600 fr. De maatschappij had daarbij doen kennen dat zij zich voorstelde het stuk in marmer te doen uitvoeren.
Vijf mededingers hebben werken ingezonden; rechters waren: de heeren B. Buckens, J. de Braekeleer, de Vigne-Quyo, J. Ducaju, J. Jeotte, Puyenbroeck, Tuerlinck en van Oemberg.
De prijs werd toegekend aan den heer Josephus Willems, van Antwerpen en een bij-prijs werd verleend aan het stuk nr 3, vervaardigd door den heer J.-H. Cuypers, van Leuven, leerling van den heer van der Linden.
Klassieke bouwkunde. - De prijsvraag was: eene openbare badinrichting voor eene stad van 200,000 zielen, langs heen een wassend en vallend water gelegen, met eene zwemschool, koffie- en kosthuis.
Vijf mededingers. Rechters waren: de heeren Balat, de Curte, P. Dens, E. Gife, Poeli, Remont en Rudd. De prijs, een eermetaal en 600 fr., werd toegekend aan den heer Edm. Serrure, stadsbouwmeester te St-Nicolaas.
Spitsbogige bouwkunde. - De prijsvraag was: een niet versterkt zomerverblijf voor eene prinselijke familie.
Van de drie ingezondene stukken werd geen enkel beloonenswaardig gekeurd.
Bouwkundige versiering. - De prijsvraag was: een beluik voor eene renbaan met eene koninklijke zitplaats.
Er waren vier mededingers; de prijs, een eermetaal en 500 fr., werd toegekend aan den heer Schoy, bouwmeester te Brussel.
Voor de Beeldhouwkundige versiering werd niets ingezonden.
Ten 5 ure werd, nogmaals volgens gewoonte, rechters en prijswinnaren een feestmaal aangeboden. Er waren een vijftigtal dischgenooten. De teekening der spijskaart was zeer eigenaardig; wij zullen dezelve in de volgende aflevering opnemen.
Er blijft ons nog de aandacht van het publiek in te roepen, op de voordeelen welke de Maatschappij van Schoone Kunsten haren nieuwen leden en de koopers van loten of aandeelen aanbiedt.
De Maatschappij geeft aandeelen uit aan drager, ten prijze van tien fr. Met elk aandeel heeft men ééne kans om bij de trekking een der aangekochte kunstwerken te winnen.
Al wie één aandeel neemt ontvangt (volgens keuze) eene der volgende koperplaten of steendrukken:
Het kindeken Jesus, kopersnede door L. Durand, naar G. Guffens; De kleine Vruchtendief, kopersnede door J. Nauwens, naar F. de Braekeleer; De Margerietjes, steendruk naar J. Swerts; De hertog van Limburg, steendruk naar G. Guffens; De vrouw met den papegaai, steendruk naar Ch. Verlat; Genoveva van Braband, steendruk naar J. van Eycken; Twee Italiaansche vrouwen, steendruk naar de Pignerolle; Christophorus Colombus, steendruk naar J. Lies.
Twee aandeelen gelijktijdig genomen geven recht op eenen afdruk van de koperplaat, voor de Maatschappij in 1867 vervaardigd door J. Bal, volgens Cermaks Montenegrijnsche vrouw. Meer dan twee aandeelen gelijktijdig genomen geven aanspraak op eenen afdruk vóór de letter.
Wij hopen dat vele nieuwe leden zich zullen doen inschrijven en een groot getal loten of aandeelen genomen worden en vooral dat de bestuurleden der maatschappij een goed voorbeeld zullen geven, door voor hunne rekening kunstwerken aan te koopen. Zulks is voor velen eenen plicht. Immers het is niet voldoende zich aan het hoofd te stellen eener maatschappij als die van schoone kunsten en hiermede eer, achting en invloed te winnen. Men dient ook uit zijne eigene middelen daadwerkelijk de kunst aan te moedigen.
Voor het overzien der tentoongestelde stukken zullen wij zooveel mogelijk de volgorde van den katalogus trachten getrouw te blijven. Wij behoeven natuurlijk niet te zeggen, dat het ons niet mogelijk zal wezen over alles wat er is tentoongesteld te spreken; doch wij zullen ons best doen om geene verdienstelijke stukken voorbij te zien. Dit gezegd beginnen wij ons overzicht met de letter A.
M.E. Accard van Parijs, heeft twee tafereelen ingezonden. Het eerste: Het gescheurde lijf, verbeeldt eene juffer die in het lijfje van haar blauw zijden kleed iets toenaait en zich daardoor vertoont in eene weinig zedige houding; het verraadt wel gebrek aan smaak, maar trekt de aandacht des publieks, vooral te Parijs, en dat was het wat waarschijnlijk beoogd werd. Met dit al, laat de uitvoering nog al te wenschen. Het tweede schilderijtje: Het zieke kind, schijnt ons maar een goed schetske; het kindje ligt in het bed en de moeder blaast in eenen lepel spijs welke zij het gaat toedienen; doch is beter dan het eerste.
Mej. Aïta de la Penuela van Parijs. Deze schilderes heeft een nog al frisch geschilderd tafereel, het Geloof voorstellende.
L. Alma Tadema, levert ditmaal slechts een kabinetstafereeltje, een Romein voorstellende. Het is schoon van kleur, misschien wel een weinig overdreven.
(Wordt voortgezet.)