Varia.
De maarschalk van Saksen, bekend wegens zijne lichaamskracht, wilde op zekeren dag aan eenige zijner gasten daarvan een bewijs geven, en trad de werkplaats van eenen smid binnen, onder voorwendsel zijn paard te doen beslaan. De smid legde hem eenige ijzers voor, doch de maarschalk keurde ze allen af, vroeg of hij geene betere had, en om een bewijs te geven, dat hij ze niet ten onrechte afkeurde, brak hij er een zestal achtereenvolgens midden door. De smid bewonderde hem stilzwijgend. Eindelijk vond de maarschalk een goed ijzer, en dit werd het paard aangelegd. Toen het werk afgeloopen was, wierp hij eene kroon op het aambeeld en wilde weggaan, doch de smid voegde hem toe: ‘met uw verlof, mijnheer! ik heb u een goed ijzer geleverd, en nu moet gij mij ook eene goede kroon geven,’ en dit zeggende brak hij het stuk geld in stukken, en herhaalde dit eenige keeren met de kroonen, die de maarschalk hem gaf; eindelijk zeide deze: ‘gij hebt gelijk, ik heb niets dan slechte kroonen, doch hier heb ik een louis, die ik hoop dat goed zal zijn.’ De maarschalk moest bekennen, zijn meester te hebben gevonden.