De kleermaker van Salona.
In een der afgelegenste vertrekken van eene afspanning der stad Salona en zorgvuldig bewaakt door twee schildwachten, die voor zijne deur op en neêr gingen, was het opperhoofd der christenheid in eenen ruimen armstoel gezeten: zijne houding verried zware droefheid, en onder zijne wimpers glom soms een traan, die des ouderlings verbleekte wangen kwam bevochtigen.
Welke goddelooze durfde den paus gevangen houden? Wie had hem van zijne macht beroofd? Bonaparte, die zooveel had gedurven, was voor dezen nieuwen trek van stoutmoedigheid niet teruggedeinsd.
Het plechtig feest, dat de christenen de opstanding noemen, was nabij, en de Heilige Vader zoude zich dien dag aan de geloovigen willen vertoonen. Hij had zijnen bewakers daartoe verlof gevraagd en zij hadden niet geloofd hem zulks te moeten weigeren; hij maakte dus zijne toebereidselen om op den zoo gevierden feestdag de goddelijke dienst te verrichten.
Maar helaas! de pauselijke kleerkas was in zeer ellendigen staat; tijd en tegenspoed hadden de pauselijke gewaden geweldig geteisterd, en daaraan dacht op dit oogenblik de bedroefde Pius VI.
Daar hij zich evenwel niet in zulken armelijken staat aan de geloovigen wenschte te vertoonen, ontbood hij een van de kleermakers welke, te Salona gelijk elders, in menigte te vinden zijn.
- Baas, zegde hij tot den eerzamen werkman, zoodra hij hem zag opdagen, ik zou de paaschmis willen lezen, maar de kleederen die gij hier ziet zijn uitermate slecht; neem ze daarom meê naar huis, en werk ze zooveel mooglijk op; mijne gebeden zullen u voor dat goede werk beloonen; ik zou u bezwaarlijk anders kunnen vergelden, want ik bezit niets meer van de vergankelijke goederen dezer wereld.
De goede kleermaker schreide heete tranen toen hij deze woorden hoorde.
- God! zegde hij, wat droevig lot, en moeten wij den waardigen stadhouder van Christus tot dat uiterste gebracht zien.
En met een beklemd hart droeg hij de kleederen weg, die de paus hem had gegeven; te huis gekomen, toonde hij dezelve met eene soort van geheim aan zijne werklieden, terwijl hij hen breedvoerig onderhield over de smarten van den Heiligen Vader en het verval der Kerk.
De werklieden hadden niets haastigers te doen dan zich te verhoovaardigen over wat hen wedervaarde, en in de stad te verspreiden dat het gewaad van den paus op dit oogenblik in de handen van hunnen baas was. Al spoedig zag men eene ontelbare menigte nieuwsgierigen aanstroomen, om het gewijde gewaad te zien.
- Och! dat ik er maar een klein stuksken kon van koopen, zegden de eenen.
- Voor het kleinste reepeltje zou ik zooveel geven als men vroeg, zeiden de anderen.
Toen de eerzame kleermaker deze gezegden hoorde, verviel hij in eene zoo diepe mijmering, als degene waarin men zou vervallen wanneer men op het punt zou zijn eene misdaad te begaan.
- Verduiveld! zegde hij, eensklaps tot bezinning komende, laat eens zien; het ga 'lijk het wil.