aanzocht den jongeling van vijftien jaar de zaak van den konnetabel van Frankrijk te willen hooren verdedigen tegen den koning.
Deze ernstige senators, door nieuwsgierigheid getroffen bij het lezen eener zoo machtige aanbeveling, aanhoorden hem eenen ganschen dag en daarenboven den volgenden morgen, en vonden zijne pleitrede zoo welsprekend, zijne redeneringen zoo krachtig, dat zij na deze lange en plechtige zitting niet moede geworden waren hem te hooren en niet konden nalaten hem geluk te wenschen.
Mudaeus was naar Frankrijk gegaan met de kinderen van Laurens de Blioul, eerste geheimschrijver des keizersin Nederland; nadat hij daar met hen de voornaamste Akademiën bezocht had en dat hij er, zoowel als voor de eerste rechtbank van het rijk, had doen zien, dat de Vlamingen niet voor de Franschen moeten onderdoen, zoo min onder 't opzicht van wellevendheid als van spitsvinnigheid, keerde hij terug naar Leuven waar hij onder de doctors in de rechtsgeleerdheid werd opgenomen (anno 1539) en vijf jaren later vereerd met den leeraarstoel in 't zelfde vak.
Stellig hadde men moeilijk een meer bekwamen persoon voor dit roemrijk ambt gevonden, en men was al te zeer van zijne bekwaamheid overtuigd door de faam die hij in den vreemde verworven had, om hem bij de zijnen den eervollen rang te betwisten die hem te recht toekwam. Ook bemerkte men weldra dat men, met jegens hem rechtvaardig te handelen, aan het openbaar eene gewichtige dienst had bewezen, want zijne faam verspreidde zich zoo verre in Europa dat men een aantal jongelingen uit den vreemde in de Leuvensche Hoogeschool zag komen aangestroomd, tot dusverre dat Mathees Wesembeck, een zijner leergangers, opmerkte dat men destijds te Leuven twee duizend studenten in de rechten telde, allen door Mudaeus' beroemdheid herwaarts gelokt. De waarheid is, dat hij de denkbeelden der beroemdste rechtsgeleerden der oude tijden zoo buitengewoon scherp doorgrondde en dezelve met zoo veel gezag als sierlijkheid uitlegde.
Onze geleerde was begaafd met een doordringend oordeel en een voortreffelijk geheugen welke zelfs in de zwakheid van zijne oude dagen al zjne vorige kracht behield; zijne uitdrukking was sierlijk en overtuigend.
Bij deze lofwaardige hoedanigheden voegde hij eene oprechte godsvrucht, die noch door zijne zaken noch door zijne gedurige studiën verkoelen kon. Zijne schoone loopbaan in de letter-wereld voltrokken zijnde, eindigde hij dezelve rustig in het oefenen der deugd door eenen zoo zachten dood als zijn leven onberispelijk was geweest, op 21 April 1560, latende na zich zijne uitmuntende discipelen Frans Bauduin, Mathees Wesembeck, Andrias Gail en eenige andere der meest beroemde rechtsgeleerden van de XVIe eeuw. Deze, uit dankbaarheid voor hetgene zij aan zijne lessen verschuldigd waren, hebben zijn aandenken doen herleven in hunne schriften, namelijk Wesembeck alsook Pieter Van der A, voorzitter van Luxemburg, in het boek getiteld: Ecluridion Judiciarium.
Mudaeus werd begraven in Sint-Michiels kerk te Leuven, voor het altaar van 't H. Sacrament. Het volgende opschrift stond op zijn graf te lezen:
Gabrieli Mudaeo, parenti amantiss.
leberi poss.
Nocuit differre paratis.