Overzicht.
G. de Leener, L. Wodon & E. Waxweiler. Le Charbon dans le Nord de la Belgique. (Uitgave van het ‘Institut de Sociologie’. Brussel, Misch & Thron.)
In dit tijdschrift is een paar malen gewezen op het gewicht van het nieuwe koolbekken voor de toekomst van het Vlaamsche volk. Nu vooral dat sommige volksvertegenwoordigers en financieele bladen er telkens op aandringen, om zoo spoedig mogelijk in ons noordelijk koolmijnen-gebied concessies te verleenen, ware 't nuttig, het breed-opgevatte, leerrijke en toch voor iedereen zoo klare boekje der heeren De Leener, Wodon en Waxweiler te verspreiden.
De heer De Leener bestudeert ‘Het technische standpunt’: hij toont aan dat, hoewel sommige soorten steenkolen eerst onontbeerlijk waren voor zekere machines, men zich tegenwoordig met alle soorten voor bijna alle behoeften kan redden; zelfs merkt men in de nijverheid een neiging, om gasrijke soorten door magerder te vervangen. In België worden vooral de half-vette steenkolen gevraagd, en die zijn nog niet uitgeput. Het is heel moeilijk te beramen, hoeveel het oude bekken nog bevat; van het nieuwe weet men, dat de eerste lagen op diepten van 600 tot 1200 M. gevonden worden, wat de eerste aldaar opgedolven steenkolen zeer duur zal maken. De gevolgtrekking van deze studie is, dat de nieuwe mijnen in den eersten tijd van weinig nut zullen zijn.
Van op ‘Het juridisch standpunt’ overziet en vergelijkt de heer Wodon de mogelijke exploitatie-stelsels. Hij gaat na, wat in een denkbeeldig nieuw land de rechtvaardigste wet zou zijn, en hoe het tegenwoordig met het mijnrecht staat in verschillende landen; in België is de wet van 28 April 1810 nog altijd in zwang: het kan niet anders, of zij moet herzien worden.
Wat zullen op sociaal gebied de gevolgen der ontdekking zijn, vraagt zich de heer Waxweiler af, in ‘Het economisch en maatschappelijk standpunt’. De aanvoer van Limburgsche werklieden naar 't Walenland zal ophouden of althans zeer verminderen, maar welke veranderingen zal dat teweegbrengen en hoe zal het staan met het werkvolk dat van 't Walenland zal moeten overkomen? Dit derde gedeelte is misschien het best geschikt, om ons over de toekomst te doen nadenken.
Van de drie studies, die één geheel uitmaken, is de practische