Beste lezer,
Later dan voorzien ligt voor U het eerste nummer van jaargang 1999 van De Vlaamse Gids. Het blad ziet er opnieuw anders uit, heeft alweer een nieuwe invulling gekregen en een nieuwe redactie. Dat is goed: tijdschriften hebben nood aan ontwikkeling. Daarom ook ontdoet deze nieuwe redactie zich ‘zonder spijt van het verouderde en het vergane, en stelt zich op in een nabije toekomst, die zal oordeelen en rechten.’
Voorgaande zin vormt een citaat uit een rondschrijven dat 66 jaar geleden aan de abonnees van het Nederlandse tijdschrift De Gemeenschap werd gestuurd. De tekst in kwestie maakt deel uit van een opmerkelijke correspondentie die in 1933 werd gevoerd naar aanleiding van een redactionele crisis die het blad toen doormaakte. In dit nummer geven we editeur Sjoerd van Faassen, hoofd afdeling Collecties van het Letterkundig Museum in Den Haag, de ruimte om een deel van deze briefwisseling te presenteren.
De bijdrage van Van Faassen vormde voor de redactie meteen de aanleiding om een themanummer over ‘de brief’ samen te stellen. De brief in al zijn gedaanten en vormen: de brief als gedicht (Wallace Stevens), de brief als tijdsdocument (Goethe), de brief als de meest persoonlijke vorm van communicatie (Van de Woestijne). De brief is ook het onderwerp van het gesprek dat Yves Van der Fraenen en Yves T'Sjoen hadden met Leen Van Dijck, conservator van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven: wat vertellen ons brieven, over onszelf, over ons verleden en onze cultuur? Waarom brieven verzamelen en uitgeven? Waarom brieven lezen die niet eens aan ons gericht zijn?
De redactie