Rudi's Popkroniek
Dood, Talk Talk, en een Arabisch riempje
Popmuziek staat in het teken van de dood. Als we Walter Benjamin mogen geloven, slaakte de Italiaanse dichter Leopardi bij het horen van het woord mode ooit de kreet ‘Heer Dood, Heer Dood!’.
En wat is popmuziek soms anders dan modieuze muziek? Popmuziek paart de smaak voor het modieuze, wellicht ook het kenmerk bij uitstek van de moderniteit, aan bewuste doodsverachting. Pomuziek is tegelijk feesten begrafenismuziek: elke pophit fêteert z'n eigen ondergang. De popsterren van thans zijn de door iedereen vergeten huisvaders of - moeders van morgen. Juist deze onontkoombaarheid affirmeert de pophit, het deuntje dat gedurende enkel weken de dansers beroest en ondertussen ontelbare schoolmeisjes een nieuwe garderobe doet aanschaffen. Niets dan ijdel vertoon. Niets dan spektakel. Alles een joyeuze verspilling van energie in de wetenschap dat het in wezen om niets gaat. Kortom: tragiek, in de meest klassieke betekenis van het woord.
Popmuziek werd gisteren gemaakt, wordt vandaag genoten, en is morgen vergeten. ‘Be Here Now’, zo luidt de titel van de laatste Oasis-cd, die iedere popliefhebber wellicht al maandenlang niet meer beluistert. Now was toen, en toen is lang geleden, ergens einde augustus, begin september 1997. Een eeuwigheid scheidt de Oasis-oproep ‘wees nu hier!’ van thans. Deze vergetelheid - deze zachte dood - is in de popmuziek het summum van succes. Men kan natuurlijk alsnog herrijzen, uit de doden heropstaan. Maar de herinnerde of gecompileerde hit vereist hoe dan ook een voorafgaandelijk geheugenverlies. Waarna de definitieve dood volgt: ‘je sterft slechts tweemaal’, zo leert ook de psychoanalyse à la Lacan. Het eeuwige leven is slechts enkelen gegeven: Elvis, The Beatles, en wie nog misschien? De pop-goden zijn met weinigen.
Popmuziek vraagt om een schriftuur die gedurig de dood voor ogen houdt; die weet dat de muzikale vlam zo dadelijk uitdooft en daarom uitsluitend een momentane flikkering aan het gehoorde een reden van bestaan verleent. Popkritiek is synoniem met concentratie, met een rot fascinatie gecondenseerde aandacht voor wat heel even héél fel oplicht en vervolgens verdwijnt. Een korte schreeuw, dan een eindeloze stilte: het komt er op aan de schreeuw in woorden te laten weerklinken. Popmuziek is als journalistiek, en goede popkritiek is als een instant-hit: de woorden dansen, men wordt overweldigd, en een uur later herinnert men zich al helemaal niet meer dàt men iets gelezen heeft.
Banaliteit, de affirmatie van de wil om voorgoed te worden vergeten, is het waarmerk bij uitstek van alle popmuziek. Die vraagt niet om herinneringen, wel om directe woorden van lof. Met popmuziek is het als met de amoureuze coup de foudre: beide draaien rond een heden zonder toekomst, een heilig nu dat geen vervolg kan kennen en juist daarom als pure intensiteit wordt ervaren. Popmuziek is instant music voor instant lovers. Voor levende doden die het leven als een langgerekte ode aan de dood - aan het kortstondige komen en gaan van kleren, geluiden, meubels,... - beschouwen. Voor moderne mensen die, bewust of onbewust, hun eigen eindigheid overwinnen in het futiele ogenblik dat een nieuwe mode de vorige afschaft.
Popmuziek is dus tragisch omwille van haar ongeremde affirmatie van het nu als een bevrijdende eeuwigheid’. Daarom moet de modale popliefhebber op een gegeven moment afhaken. ‘En dan is er niets meer’: vanaf een bepaald ogenblik, dat altijd onbepaalbaar is, hoort men alleen nog maar onnozele melodieën, kitscherige stemmen, en eenonwaarschijnlijke brij van tekstuele nonsens.
Wég begeestering, die thans enkel zinsbegoocheling lijkt. Wég beeld van momentane vervulling, dat nu het perfecte imago van een idiote illusie is. De overgave aan popmuziek vereist een toestand van vrijheid-blijheid en onverantwoordelijkheid, een levenssituatie waarin men althans kan menen dat uitsluitend het hic et nunc telt omdat anderen (ouders, leraren,...: volwassenen) feitelijk voor jou beslissen. Eens men zelf verantwoordelijk wordt - voor een gezin, een carrière, een zieke ouder - is er toekomst. Het heden wordt een doorgangsstadium, een passage: nu is niet langer alleen maar nu, maar een toekomstbeladen thans. Zo'n levensperspectief verdraagt maar moeilijk de futiliteit van popperige instant music.
Maar ik moet het hier over een cd hebben!
Talk Talk was ooit het toonbeeld van de succesvolle popgroep. Hitjes, meisjes, ouder wordende heren die eigenlijk ‘serieuze muziek’ wilden maken: het bekende verhaal. Mark Hollis, ‘formerly of Talk Talk’, bracht onlangs een titelloze cd uit. Het is een heus minimalistisch manifest.
Het begint al met het cd-hoesje: een zwart-wit foto van een lammetje in koekebrood, gefotografeerd in het uitstalraam van een niet bij name genoemde bakker. Dan de muziek: een enkele uitzondering daargelaten, doen de acht songs keer op keer aan muzikale kaalslag. Veel aarzelende stiltes, weinig instrumentatie; veel langoureus gekabbel dat maar niet op gang wil komen: klanken die ter plaatse blijven trappelen en zo een basiswet van de popmuziek (‘vooruit! vooruit!’) straal negeren. Gitaartokkeltje hier, basnootje ginder, en daartussen een afstand die de luisteraar al snel een afwachten-