2 Een gecodeerde code
De codes van televisie worden in sterke mate bepaald door de hiërarchisch gestructureerde organisatievorm van elke televisiezender. Ze worden evenzeer opgelegd door de technische beperkingen van de apparatuur. Ook vindt men in de codes sporen terug van individueel machtsstreven en van de relatieve competentie om met de organisatievorm en de apparatuur om te gaan.
Laten we gedurende tien minuten een televisie-regisseur volgen die op het punt staat een rechtstreekse televisie-uitzending te beginnen met een drie seconden durend beeld van een zwart vlak terwijl er enkel ruis te horen is. De eindregie deelt hem mee dat men in dit geval ruim drie seconden niet zal kunnen zien of dit beeld inderdaad een beeld is of niet. De regisseur argumenteert dat het beeld duidelijk verschilt van een storing of het testbeeld. De eindregie antwoordt dat de mensen thuis zullen denken dat hun toestel defect is. De code is duidelijk: ‘de mensen thuis’.
Wie de ‘mensen thuis’ op dat ogenblik zijn weet niemand, het is een super-code. Het gemak waarmee de eindregie zich in de plaats van enkele tienduizenden kijkers stelt, geeft in elk geval aan hoe de code functioneert.
De regisseur wenst nochtans het scenario en de bedoeling van de producer te blijven volgen: een zwart vlak en ruis gedurende drie seconden. Zo heeft hij het ook afgesproken met de technische ploeg, wiens aanvankelijk onbegrip en tegenkanting intussen plaats hebben gemaakt voor onverschilligheid. Daarop beslist de eindregie dat de beelden van het uitgaande programma niet meer in de regiekamer bij de regisseur aankomen. Terwijl die regisseur tot dan toe in het gezelschap van de regie-assistent, de beeldmixer en de cheftechnicus het programma kon volgen dat op dat ogenblik door de televisie-zender wordt uitgezonden, worden hem nu nog enkel kleurenbalken aangeboden.
Dit betekent dat hij noch de eindgeneriek van het voorafgaande programma zal te zien krijgen, noch de aankondiging van zijn eigen programma door de televisie-presentator. Dit wil zeggen dat hij geen referentiepunt meer heeft om op het juiste moment het startsein voor zijn uitzending te geven. Weliswaar kan hij zich nog oriënteren op de studioklok die gelijkloopt met alle klokken in het gebouw. Maar omdat behalve het journaal geen enkel programma echt klokvast gaat, is deze informatie te onnauwkeurig. (Hij zou nu een geheim draagbaar teeveetje uit zijn tas kunnen halen, ik weet het. Maar we bevinden ons in een televisiestation, niet in een spionagefilm.)
Het gevolg van deze hele situatie is dat de chef-technicus tien minuten voor de uitzending volledig in beslag wordt genomen door bemiddelingspogingen met de eindregie om alsnog het uitgaande beeld te kunnen ontvangen. Daardoor wordt hem de mogelijkheid ontnomen om met zijn hoofd bij zijn werk te blijven, dat er op dat ogenblik in bestaat om zowel de voorbereidingen op de studiovloer (met opnameleider en cameraman) als de technische voorbereidingen in de beeldregie en in de geluidsregie te volgen en via de intercom te coördineren, tegelijk te luisteren naar wat de regisseur wil en eventueel zelfs contact te houden met het labo voor het geval er ineens een ernstig technisch defect wordt gesignaleerd. Doordat de cheftechnicus van dit werk wordt afgehouden, loopt één en ander grondig fout.
Eén minuut voor het begin van de uitzending krijgt de regisseur evenwel het uitgaande beeld opnieuw aangeboden, terwijl hij al bezig was met een strategie om het begin van de uitzending te realiseren zonder deze informatie.
Het minste wat men kan zeggen is dat de start van het programma een rommelig verloop kent, waarbij de onverschilligheid van de technische ploeg opnieuw omslaat in ergernis over het drie seconden durende zwarte vlak, dat er intussen is gaan uitzien alsof het