Woord en beeld 3
Gilbert Swimberghe of het gestage streven naar volmaaktheid
Paul de Wispelaere
Met Paul de Wispelaere (I) op een tentoonstelling
in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel (1984)
‘Woord en Beeld’ is een nieuwe reeks in De Vlaamse Gids waarbij schrijvers en schilders, pen en penseel, elkaar kruisen op initiatief van Ernest Van Buynder, voorzitter van het Willemsfonds v.z.w. en van de Vlaamse commissie voor Beeldende Kunst.
In het huis, in de kamers waar ik leef en schrijf, hangen twaalf werken van Gilbert Swimberghe. Ze dateren van 1956 tot 1986 en getuigen op hun manier van zoveel jaren vriendschap met een beeldend kunstenaar die mij nauw aan het hart ligt. Ze hebben mij, naarmate ik ze heb verworven, vergezeld in de opeenvolgende perioden van mijn bestaan en de plaatsen waar ik mij heb gevestigd, en zijn daardoor ook met veel persoonlijke herinneringen verbonden. Natuurlijk zijn schilderijen tot op zekere hoogte zelfstandige kunstwerken, die hun uitdrukkingswaarde ontlenen aan hun innerlijke, formeel-picturale kracht, maar toch komen ze pas echt tot leven in een concrete menselijke omgeving, waarin ze worden bekeken, geliefd en tot spreken gebracht. Ze zijn gemaakt door een man die er zijn leven aan heeft gewijd, en daarom vormen ze de diepste en authentiekste expressie van dat leven. Maar wat is dat? Met woorden is het niet dan bij benadering en slechts door middel van vage en metaforische omschrijvingen aan te duiden. De man Swimberghe: zijn karakter, zijn meningen en gedragingen ken ik uit de omgang en de talrijke momenten van lief en leed, vreugde en verdriet die we samen hebben beleefd. Maar het wezenlijkst is hij bij mij aanwezig in zijn werken, omdat zijn persoon daar tot stijl is geworden: verhelderd, verduurzaamd, herleid tot essentiële bewegingen, samenstellingen, contrasten. Omdat zijn beeld daarin samenvalt met zijn thematiek. Op een aantal van de doeken die ik heb wordt de grondvorm bepaald door het rudiment van een tafel, waarvan het blad het vlak geheel of gedeeltelijk vult. De tafel is een in evenwicht gehouden samenstel van tegenstrijdige verticale en horizontale krachten. Op het oudste doek bevat het aardedonkere blad de nog duidelijke herkenbare figuren van een opstaande kegel en een neerliggende ronde schelp die, als symbolen van het mannelijke en het vrouwelijke beginsel, de tweevoudige beweging van de tafel
herhalen. In de kegel rijst een krachtige zwarte streep op als het tegenbeeld van de blauw beschaduwde dwarse gleuf in de witte, met parelmoertinten verrijkte schelp. De hele voorstelling is omlijst door een brede olijfgroene rand, aan de linkerkant overgaand in zalmroze. Waarom deze kleuren? Ik weet het niet, maar voel het als picturaal volmaakt: een besloten wereld van vormen en verf, als de verstilde en beheerste expressie van de oerprincipes die blijvend sluimeren in iedere mens. In latere werken als de beide zeefdrukken die op mijn boekenkamer hangen, tegen een houten wand in altijd wat gedempt licht, zijn de tafelbladen louter opgevuld met ongelijke kleur-