De Vlaamse Gids. Jaargang 75
(1991)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwenBovenstaande titel is de benaming van een nieuwe reeks boeken (gepubliceerd door de Nederlandse uitgeverij Prometheus) waarin de Nederlandstalige letterkunde van de middeleeuwen centraal staat en als doel heeft de meest veelbelovende en actuele deelterreinen van de Nederlandse literatuur en cultuur van dit tijdperk - een van de boeiendste in onze geschiedenis - te onderzoeken en te beschrijven. De benadering van deze thematiek is internationaal georiënteerd en interdisciplinair van karakter: de traditionele grenzen van de neerlandistiek wil men bewust overschrijden. De samenstellers van de reeks streven naar een rijk gedocumenteerd overzicht van de cultuur in het behandelde tijdperk. De literatuur wordt geplaatst tegen de achtergrond van de politieke, sociale en culturele geschiedenis. De reeks wordt redactioneel geleid door Prof. dr. F.P. Van Oostrom van de Rijksuniversiteit te Leiden. De drie tot nu toe verschenen delen konden worden gepubliceerd dank zij subsidies van een aantal stichtingen en van lokale besturen. Het eerste deel in de nieuwe reeks is gewijd aan de ereredes van heraut Gelre en is geschreven door W. Van AnrooyGa naar eind(1). Herauten waren betrokken bij de Proclamatie en omlijstende organisatie van de toernooien. Hun sociale positie was te vergelijken met die van de minstrelen; ze genoten de (soms maar tijdelijke) bescherming van een adellijke heer, maar hadden toch wel enig gezag. De heraut Gelre leefde van omstreeks 1345 tot 1414; in zijn functie van heraut is hij niet alleen dichter en kroniekschrijver, maar ook wapenkundige geweest. Ereredes zijn inderdaad teksten waarin het deugdzame en/of dadenrijke leven van een - meestal overleden - ridder wordt beschreven, maar aan het einde van de tekst wordt ook een gedetailleerde beschrijving van diens heraldiek wapen gegeven. De in ereredes geportretteerde ridders gaan functioneren als voorbeelden die navolging verdienen. Bij de vraag naar de betrouwbaarheid van de in ereredes beschreven eigenschappen en daden van een ridder, mag men niet vergeten dat ereredes gelegenheidsteksten zijn en - maar dat wordt, o.a. ook door W. Van Anrooy, betwist - toch ook een beetje naar literatuur-in-opdracht ruiken. Dat veronderstelt mogelijkheden van onvrijheid, van zelfcensuur. Uit het onderzoek van W. Van Anrooy blijkt toch wel dat historische achtergronden in de ereredes van de heraut Gelre zeker niet ontbreken. Gelre is een tijdgenoot geweest van Chaucer, de auteur van de bekende Canterbury Tales. Ook dit werk is gebaseerd op de realiteiten van het riddertijdperk, maar Chaucer beschikte over een grotere en sterkere literaire adem. De teksten van heraut Gelre zijn belangrijk voor al wie geïnteresseerd is in de studie van de middelnederlandse taal, van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur in de middeleeuwen en ze zijn beslist ook bruikbaar voor de studie van de heraldiek. Vermeldenswaard is ook dat enkele handschriften met teksten van de heraut Gelre bewaard worden in o.a. de Stadsbibliotheek van Antwerpen en de Albertina-bibliotheek te Brussel. Het tweede deel van de reeks Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen werd geschreven door T. Meder en behandelt het leven en werk van de omstreeks 1400 levende Willem van Hildegaersberch, een Sprookspreker in HollandGa naar eind(2). Een sprookspreker is - meer nog dan de heraut - te vergelijken met de rondtrekkende minnestreel; hij verdiende zijn brood met het voordragen (of soms ook zingen) van zelf gemaakte of van andere dichters overgenomen teksten, soms met instrumentale begeleiding. Uit bronnenonderzoek blijkt dat Willem van Hildegaersberch in zijn tijd een zeer gewaardeerd en ook populair sprookspreker is geweest. In latere tijden were hij door literatuurhistorici wat stiefmoederlijk behandeld. Men noemde hem een onbeholpen rijmelaar, een broodschrijver zonder | |
[pagina 16]
| |
innerlijke gedrevenheid, een van artistieke adem verstoken verzenmaker. De monografie van T. Meder is een geslaagde poging om het werk van Willem van Hildegaersberch te herwaarderen. De auteur besteedt aandacht aan de persoon van de sprookspreker, aan de inhoud van zijn werk, aan zijn publiek en dat wordt telkens geplaatst in het kader van de tijd waarin Willem van Hildegaersberch leefde. Ook de sprooksprekerkunst in het algemeen komt uitvoerig aan bod. Willem van Hildegaersberch heeft zich autodidactisch ontwikkeld: in zijn werk zijn invloeden aan te wijzen van o.a. Jan van Boendale en Jacob van Maerlant. Er zijn zo goed als geen biografische gegevens over Willem van Hildegaersberch bekend; zijn naam duikt alleen zeer regelmatig op in de rekeningen van de broodheren die hem voor bewezen diensten betaalden. Twee handschriften met de teksten van Willem van Hildegaersberch werden begin negentiende eeuw gevonden. Pas in 1870 werden alle sproken gepubliceerd, maar veel aandacht werd er niet aan besteed. In het boek van T. Meder staat een lijst met uitvoerige beschrijving van de handschriften waarin werk van Willem van Hildegaersberch is opgenomen. Een paar van deze handschriften bevinden zich te Brussel, in | |
[pagina 17]
| |
de Albertinabibliotheek. Een groot gedeelte van Sprookspreker in Holland is uiteraard gewijd aan de inhoud van Willem van Hildegaersberchs teksten. In dat werk zijn diepgaande sporen van religieuze bewogenheid aanwezig; ze zijn nauw verbonden met de tijdgeest van de veertiende en vijftiende eeuwen. Religieuze uitwassen, o.a. bij de pelgrimages, heeft hij echter aangeklaagd. Ook de zedeloosheid van de priesters werde aangepakt. In de vlot gerijmde en vaak satirische verzen zijn af en toe echo's van zijn maatschappijkritische visie te horen. O.a. de corruptie van rechters wordt aangeklaagd. Een zekere sociale bewogenheid was hem niet vreemd, maar dat heeft wellicht te maken met de eigen bescheiden afkomst van Willem van Hildegaersberch. Hij heeft een zeer traditionele kijk op de verhoudingen tussen man en vrouw. Het voortbrengen van kinderen is het enige doel van het huwelijk. Hij verheerlijkt de hoofse liefde, met zijn idealisering van een minneleven dat aanzet tot ridderlijk gedrag, tot eer en deugdzaamheid. Zijn visie op buitenhuwelijkse sexualiteit is o.a. te vinden in een sproke over een door de duivel betoverde monnik. Hoeren en ‘gemakkelijke’ vrouwen beschrift hij vrij hardvochtig. Maar moet hij ze niet gekend hebben om er zo tegendraads over te schrijven? Een en ander wijst er op dat Willem van Hildegaersberch een vrome en gelovige leek was, maar dat hij toch ook wel van de wereldse genoegens hield. Net als bij heraut Gelre moet men bij de studie van Willem van Hildegaersberch rekening houden met een mogelijkheid van zelfcensuur, met de afhankelijkheid van broodheren. Willem van Hildegaersberch geeft ook wel eens de indruk een ontgoochelde idealist te zijn die twijfelt aan het nut van zijn dichtkunst. In een van zijn gedichten zegt hij letterlijk het gevoel te hebben veel aan dovemansoren te hebben geklopt. Dat hij het zo lang volhield wijst er vermoedelijk op dat hij van dit rondreizend leven toch wel moet genoten hebben; deze behoefte om zich voor een publiek te manifesteren is te vergelijken met de gedrevenheid van een toneelspeler. De monografie van T. Meder is vooral boeiend omdat de literaire aspecten in het werk van Willem van Hildegaersberch steeds geplaatst worden in het historisch kader waarin deze teksten zijn ontstaan. De maatschappij van de Nederlanden omstreeks 1400 komt erin tot leven. Daarom is het boek belangrijke lectuur voor de belangstellenden in zowel de algemene als de literaire geschiedenis van de Nederlanden. Het derde deel van de reeks Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen zal het lezerspubliek in Vlaanderen wellicht nóg meer aanspreken dan de twee hierboven besproken delen. Dit derde deel werd geschreven door A.Th. Bouwman, is getiteld Reinaert en RenartGa naar eind(3) en is gewijd aan een vergelijking van het dierenepos Van den Vos Reinaerde met de Oudfranse Roman de Renart. Ruim zevenhonderd jaar geleden zette Willem (die Madocke maecte) de Oudfranse Roman de Renart over in het Diets. De tekst van Willem is meer dan een vertaling; het is een af en toe nogal vrije bewerking en deze herschepping is uitgegroeid tot een van de hoogtepunten in de klassieke Nederlandse literatuur. Van het Franse Reinaertverhaal bestaan dertien verschillende versies. Een analyse van de Dietse tekst wijst uit dat Willem meer dan één Franse versie heeft gebruikt. Het boek van A.Th. Bouwman is een zeer nauwgezette en systematisch ingedeelde analyse die overeenkomsten en verschillen bloot legt. Men vindt er niet alleen een inhoudelijke inventaris van de Franse en Dietse teksten, maar ook een zeer geslaagde poging tot interpretatie van de verschillende onderdelen van het Reinaert-verhaal. Aan het waarom van de verschillen werd voorheen nooit zoveel aandacht besteed. Op talrijke plaatsen heeft Willem nogal sterk ingegrepen; onderdelen van het verhaal werden verplaatst of gewoon geschrapt, nieuwe elementen werden ingelast. Ook uit andere bronnen (Latijnse fabels en diverse Chansons de geste) werd geput. Het verhaal werd niet alleen in een Vlaams landschap overgeplant, er werden door Willem ook andere accenten gelegd. Tussen de regels dook andere symboliek op. De dieren werden nóg meer vermenselijkt. De kritische kijk op allerlei maatschappelijke toestanden werd glansrijker in de verf gezet. De psychologie van de vossefiguur blijft raadselachtig. Willem beschrijft hem zeer negatief - Reinaert is en blijft een boosaardig en bijzonder agressief dier, maar onwillekeurig wekt hij toch een zekere sympathie op. Is Reinaert de afspiegeling van de - door maatschappelijke regels onderdrukte - agressieve neigingen bij de mens? Herkent de lezer zichzelf in de Reinaert? In tegenstelling tot andere verradersfiguren uit oude literaire teksten gaat Reinaert niet ten onder - hij triomfeert en gaat zijn eigen weg. Reageerde het publiek uit de dertiende eeuw daar anders op dan | |
[pagina 18]
| |
wij nu doen? Hadden ze niet veel meer - of uitsluitend - oog voor de komische aspecten van het verhaal? De auteur stelt zich inderdaad ook vragen over het publiek voor wie de Reinaert zou geschreven zijn. De tekst van Willem moet zeker in zijn historische context gezien worden. Is de tekst geschreven voor de Gentse patriciërs die zochten naar middelen om een verouderd feodaal stelsel op te ruimen? Is Reinaert de verpersoonlijking van een rebellerende Vlaamse vazal van de Franse koning? Het gezag van de koning en van zijn corrupte hofhouding wordt in de Reinaert nogal scherp aangepakt. De reconstructie van het door Willem geïntendeerde publiek is niet gemakkelijk en moet zich vaak aan speculaties vastklampen. Er is nog veel ruimte voor onderzoek op dat gebied. De auteur geeft een helder overzicht van de reeds uitgewerkte theorieën. De vele vragen die de Reinaert na zevenhonderd jaar nog steeds oproept, zijn een aanwijzing van het literaire belang van deze middelnederlandse tekst. In een bijlage (pagina's 429-658) wordt een paralleluitgave van de Franse en Dietse teksten gepubliceerd. De tekst is zodanig in segmenten onderverdeeld dat gelijklopende delen zoveel mogelijk naast elkaar staan. Overeenkomsten en verschillen zijn daardoor gemakkelijker te overzien. Reinaert en Renart is een zeer belangrijke en boeiend geschreven bijdrage tot de studie en interpretatie van het Reinaert-verhaal. De bijlage bevat ook een rijke oogst aan belangwekkende bibliografische noten, een uitvoerige literatuurlijst en een paar erg nuttige registers. Ook in de andere delen van deze reeks Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen is uitgebreide bibliografische informatie te vinden en vergemakkelijken goede registers de speurtocht naar detailonderwerpen. L.V.
De drie boeken worden in België verdeeld door Standaard Uitgeverij te Antwerpen. |
|