2
20.7
Gehinnik breekt de stilte. Hoefgetrappel roffelt op het zachte asfalt van de landweg. De zon valt en de avond schuift zich in de diepe weiden. Wat een kraai roept klinkt verstandiger dan om het even wat ik nu kan bedenken en nochtans ben ik niet somber gestemd of volslagen gek. Een geoefende en gedresseerde schimmel door een grimmige rentenier nier bereden, loopt uit het kader van het raam.
Er zijn zoveel mensen in de stad met wie ik m'n tijd verbeuzel zonder dat ze ooit mijn vrienden kunnen worden. Glimlachen doen ze niet en nooit spreken ze een woord uit dat mij treft. Verveling! Nochtans kan ik geen afscheid nemen. Ben ik verslaafd aan wie weigert me te accepteren? Het zal mij zwaar worden aangerekend want het kan niet de bedoeling zijn dat ik mensen opzoek die me ongelukkig maken. En toch doe ik het. Aan geheugen ontbreekt het me niet, alleen draai ik een verkeerd programma. Wat hou ik over?
21.7
Beste Mozart,
Dat je als kunstenaar slechts aan de kost kwam in dienst van de keurvorst (over arbeidsverhoudingen raak ik niet gauw uitgepraat), of dat je alleen maar kon leven bij de gratie van de adel en de geestelijkheid, maakt dit je situatie wezenlijk verschillend van die van hedendaagse componisten?
De overgebleven kastelen zijn toonkasten, waarin ons siervoorwerpen of vergaderingen van politici worden getoond. De adel verzorgt zijn lichaam, doet aan sport, houdt van lekker eten en speculeert op de beurs. Componisten zijn daar niet bij nodig.
Je schrijft dat je vaak alleen maar je schulden kon betalen wanneer je 's winters een paar leerlingen vond. Denk je dat de materiële positie van hedendaagse kunstenaars zoveel anders is? Tenzij men als artiste peintre doordringt op de internationale kunstmarkt, waar de burgerij in waardepapieren of beschilderd canvas belegt, valt er slechts kale romantiek te beleven. Over schrijvers zwijg ik maar liever.
Qu'en dites-vous? Biedt een revolutie die ondenkbaar is andere vooruitzichten?
Ik heb moeite met mensen die kijken en niets zien, luisteren en niets horen, spreken en niets te zeggen hebben. Hoe zou ik van hen kunnen houden? Het zijn ofwel diep ongelukkige leerlingen of delicate zeveraars. In elk geval kan niemand me beletten om m'n tijd, nutteloos of niet, in hun gezelschap door te brengen. Jij wil toch ook dat men je begrijpt? De hoop behoort tot de Rechten van de Mens! Et du Citoyen! Maar wie is ooit in staat geweest om zich op een redelijke manier een idee van zichzelf te vormen? Vaak overvalt me het gevoel dat ik van iedereen zou willen houden. Wat 'n onzin! Alsof dat zomaar kan worden toegestaan. Zijn er misschien geen individuen die ik compleet onuitstaanbaar vind?
Wat zou ik zelf denken van iemand die met zo'n waanzinnig idee aan kwam zetten? Misschien dat ik hem wel de klimrozen zou proberen uit te leggen, of het beekje in het beukenbos naast de akkers met de duizend haverbelletjes! Hij moet niet doen alsof we hebben opgehouden de liefde ondergeschikt te maken aan allerlei economische relaties.
Ten slotte vrees ik dat ik mezelf niet erg aantrekkelijk vind, feminisme of niet. Ook al gun ik me mijn pleziertjes en verdraag geduldig al m'n grillen.
En nog iets anders: wat zou het resultaat moeten zijn van zoveel liefde, vriendschap, goedheid en onzin tegelijk? In elk geval niet dat ik in leven blijf, maar doodga, zoveel is zeker. Al weet men nooit of dat onaangenaam zou zijn.
Misschien kan ik waarachtig een aardige duil verdienen - ga je nu maar beledigd voelen! - in de prostitutie, al is dat tegenwoordig zowel giraal als viraal een subtiele bedoening. En natuurlijk zou ik glad vergeten om het onderscheid te maken tussen honderden soorten van verleiding, genieting en verfijnde geweldpleging, het spel en de dood. Op die manier zou