De Vlaamse Gids. Jaargang 75
(1991)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||
Mevrouw Courtmans (1811-1890)Vorige herfst was het net 100 jaar geleden dat mevrouw Courtmans op 79-jarige leeftijd in Maldegem overleed. De toen gehouden herdenking beschouw ik allereerst als een billijke daad van piëteit tegenover een bijzonder verdienstelijke vrouw, maar voor Maldegem ook als een soort ereschuld die het nog in te lossen had tegenover diezelfde vrouw, die hier ruim een eeuw geleden meer tranen en slapeloze nachten dan terechte dankbaarheid gekend heeft. Gezien het intussen sterk veranderde sociale en literaire klimaat in Vlaanderen (en elders) is het nu niet gemakkelijk om de verdiensten en het historische belang in te schatten van een figuur als mevrouw Courtmans, die vooral bekend is gebleven als schrijfster en meer bepaald als een vertegenwoordigster van het Vlaamse realisme (of beter: van het romantisch realisme), maar die misschien meer onze oprechte waardering en eerbied verdient wegens haar fel sociaal engagement in een tijd die vooral gekenmerkt werd door een bekrompen fanatisme en onverdraagzaamheid. Daarom zal ik het hier niet alléén over de figuur van mevrouw Courtmans hebben, maar ook over het politieke/culturele en literaire klimaat van haar tijd. Alleen op die manier is het voor ons (100 jaar later) mogelijk ons een eerlijk beeld over zo'n figuur te vormen. De literaire carrière van mevrouw Courtmans is te situeren tussen 1840 (verschijnen eerste dichtwerken) en 1885 (publicatie laatste roman ‘Uit liefde getrouwd’). Haar literair en ook haar sociaal optreden moeten we dan ook situeren in het Vlaanderen van die tijd, waarvan ik helaas een nogal somber beeld moet ophangen:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||
Aanvankelijk was de Vlaamse Beweging een (klein)burgerlijke beweging van een kleine kring jonge, idealistiche intellectuelen, die zich lieten inspireren door de geestesstroming van die tijd, nl. de romantiek en dat betekent: terug naar de natuur en de eigen bronnen; verering van eigen verleden en eigen volksaard. Net als de Vlaamse Beweging herleeft de Vlaamse literatuur vooral in de steden, met uitzondering van Gezelle en de Westvlaamse groep: de Antwerpse groep (overwegend katholiek): In het arme Vlaanderen, zonder stevige literaire traditie en ook zonder cultuurtaaltraditie, zijn de literaire voortbrengselen van de romantisch-realistische periode globaal gezien niet groots te noemen:
De schare jonge bewuste Vlamingen met een zekere intellectuele vorming was bovendien een heel speciale houding tegenover het schrijverschap eigen: ze beschouwen het niet als een roeping (pas omstreeks 1890: l'art pour l'art met Buysse, Streuvels...), maar als een plicht. Boven alles stond het schrijven van een boek gelijk met het verrichten van een goede daad. Dat boek was nl. een middel om het volk op te beuren, het op te wekken uit z'n ellende. Vandaar dat zij (vooral) didactische, belerende, moraliserende werken schreven. (Mevrouw Courtmans is daar een typische vertegenwoordigster van). Het uitganspuint was een sociale instelling: b.v. door noeste arbeid en door deugdzaamheid kan men zich flink opwerken op de sociale ladder. Daarrond werd dan een verhaal opgebouwd, waarvan de feiten vaak aan de onmiddellijke omgeving ontleend werden. De presentatie ervan gebeurde doorgaans in heel eenvoudige zwart/wit-tegenetellingen:
Het was dus sociale tendenskunst. Ik wens dit echter niet als een reden te suggereren om geringschattend/misprijzend op de literaire produkten van die tijd neer te kijken: het waren pioniers die op de eerste plaats het boek (weer) in de Vlaamse huiskamers binnengebracht hebben. Stijn Streuvels (in: ‘Onze Vrouwe Courtmans’, 1911, p. XXI-XXII) formuleerde het zo: ‘Het werk onzer voorgangers heeft wel andere verdiensten en die moeten wij waarlijk niet zoeken in de volmaaktheid van den vorm en de verfijning van den inhoud. Zij hadden wel anders te doen: zij stonden aan 't begin, aan 't gebaren worden eener kunst - hoe kon die kunst ineens haar vollen bloei hebben? | |||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||
al overheerschte. Maar omdat hun werk echt was en zuiver en kerngezond. heeft het stand gekregen in den tijd en met de werktuigen die ze hadden, hebben de werkers hun volk veroverd en hun land. Den vlaming hebben zij zijns ondanks leeren lezen en den geringen man, den wroeter hebben zij vatbaar gemaakt voor iets hoogers, zij hebben een beetje zon gebracht in zijn dompig bestaan - zij hebben zijn leven wat schoonheid gegeven. Dat is hun groote verdienste... En in 1933 schreef J. Pée (in ‘Mevrouw Courtmans’ p. 23, waar hij specifiek naar Consciences ‘Leeuw’ verwijst: ‘Thans, bijna een eeuw na z'n verschijnen, hebben wij geen besef van den wonderbaren invloed, dien zulk boek op onze Vlaamsche bevolking uitoefende; het kwam in der waarheid onze nationale fierheid, ons volksbesef opwekken door zijn kleurrijke voorstelling en zijn boeienden verhaaltrant en het leerde ons, als door een tooverroede, lezen en nadenken’. Die stichtende tendens heeft overigens ook niet belet dat de meest begaafden onder hen (H. Conscience, A. Bergman, V. Loveling en ook wel mevrouw Courtmans) artistiek een behoorlijk niveau bereikten, hoewel uiteindelijk niet veel tegen de tand des tijds bestand is gebleken. In haar prozawerken (verschenen tussen 1855 en 1885) manifesteert mevrouw Courtmans zich als een typische vertegenwoordigster van dat belerende romantisch-realisme in Vlaanderen. Haar romans en novellen zijn (bijna) allemaal programmatische werken, waarin ze heel fel maar met een zekere naïviteit tekeer gaat tegen allerlei vooroordelen en sociale wantoestanden. Voorbeelden daarvan zijn in
Hoewel doorgaans boeiend en vlot verteld, is elk verhaal meer een medium om via haar personages een zedenles over te brengen. We zien dan ook dat haar tijdgenoten haar vooral terwille van dat constante zedenverheffende element eer en lof toezwaaiden. Als voorbeeld neem ik de feestrede van de schrijver Pieter Geiregat in 1883, toen mevrouw Courtmans na haar benoeming tot Ridder in de Kroonorde gevierd werd: ‘Mevrouw, De balans die wij nu bij het (her)lezen van haar werk opmaken, is fataal die van een 20e-eeuwer. Behoedzaamheid en relativering zijn zeker geboden, maar ik wil u mijn visie niet ont- | |||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||
houden op mevrouw Courtmans' schrijverschap, dat overigens minder qua thematiek en strekking dan qua taal- en stijlbeheersing een duidelijke opwaartse beweging vertoont. Wat men doorgaans niet (of toch minder) in haar (proza)werken moet zoeken, zijn:
Men vindt in het werk van mevrouw Courtmans daarentegen wel:
Haar prozawerk is dus bepaald niet verstoken van literaire kwaliteiten en bij het herlezen heb ik me vaak echt meegesleept gevoeld door haar geëngageerde vertelkunst. Toch is het na haar dood (in 1890) vrij snel bergaf gegaan met haar succes. De verklaring hiervoor ligt m.i. vooral in de volgende twee factoren:
Mijlpaal: Buysses novelle ‘De Biezenstekker’ (1890).
Mevrouw Courtmans is niet alleen een verdienstelijke, wegbereidende schrijfster geweest, maar ook een moedige, ruimdenkende en humane persoonlijkheid, die zich fel inzette voor hen die door de sociaal-economische en ideologische verhoudingen het slechtst bedeeld waren. In 1883 noemde Désiré De Meyere haar terecht de ‘Advocate der Armen’. Even terecht zijn de volgende woorden die op de Courtmansherdenking van 1940 uitgesproken werden: Hendrik Conscience leerde z'n volk lezen, Johan TAELDEMAN |
|