vens, ‘Negatief’, waaraan hij schreef van 1952 tot 1956, verscheen in 1958 en werd bekroond met de Leo J. Krijnprijs, de prijs die reeds eerder aan zijn vrienden Louis Paul Boon en Hugo Claus was toegekend.
Steeds heeft Jan Walravens aan zijn eigen creatieve vermogens getwijfeld. Hij was een typische vertegenwoordiger van de eerste naoorlogse schrijversgeneratie, die op zoek ging naar een ethisch verantwoorde literatuur. Zijn voedingsbodem vond hij in de Franse literatuur met filosofische inslag. Het existentialisme van Sartre en in mindere mate van Albert Camus met ‘L'homme révolté’, heeft hem gemerkt. Zo komt het dat zijn eerste roman, ‘Roerloos aan zee’, eigenlijk een lang gevecht met de overheersing van de ethiek is geworden.
Toch stond Jan Walravens niet alleen als essayist en als criticus maar ook als romanschrijver in de voorste gelederen. Terecht noemde Herman Teirlinck hem ‘een pegelaar van de tijdsgeest, die stout en roekeloos wrong om uit de oude beklemmingen vrij te komen.’
Beïnvloed door het zich uitbreidend existentialisme, niet terugdeinzend om Nietzscheaanse gevolgen te trekken, vertoonden zijn romans al de voor- en nadelen van een stellingname op ideologisch gebied. Zo was ‘Roerloos aan zee’ een confrontatie met de Godsidee of een gevecht met God, existentieel gezien en met de conclusie dat de mens voor God staat als voor een allesbeheersende macht, zoals tegenover de oceaan.
Kempadel, de hoofdfiguur van ‘Roerloos aan zee’, was nog eerder een gepersonifieerde gedachte dan een levend personage. Veel overtuigender is dan ook de roman ‘Negatief’, waarin de hoofdpersoon Pierre Esneux, een zestigjarige kleptomaan, bezeten blijkt door de krankzinnige manie om alles te vernietigen.
In een interview heeft Jan Walravens toegegeven dat hij invloed had ondergaan van Dostojefski en André Gide. Typisch Dostojefskiaans in ‘Negatief’ is de drang van Esneux tot biechten en tot zelfaanklacht.
Beide romans vormen de eerste twee delen van een drieluik dat onvoltooid is gebleven. Van het derde deel schreef Walravens nog wel een eerste versie, die hem echter niet voldeed en die dan ook ongepubliceerd is gebleven.
Toch vertonen de twee gepubliceerde romans reeds sterke verschillen, zowel stilistisch als naar de inhoud, zodat men het onderling verband eerder moet zien op het ideologische, in casu existentialistische vlak. We merken tevens dat Jan Walravens, ondanks al zijn twijfels omtrent zijn creatieve vermogens, als romanschrijver toch hoog mikte. Hij wilde Vlaanderen inderdaad een filosofisch beïnvloede romankunst bezorgen naar het voorbeeld van Sartre en Camus. Zijn eerste poging bevat bijzonder sterke bladzijden, maar ook verscheidene zwakke plaatsen. Het pleit voor Walravens dat hij die zwakke plaatsen zelf gevonden heeft en schrapte voor de tweede druk, die pas na zijn dood in zijn ‘Verzameld Proza’ werd opgenomen. Deze definitieve versie toont aan dat hij veel meer was dan een intelligente en combatieve literatuurtheoreticus, maar ook een begaafd schrijver, die in staat was om een levensbeschouwing in een boeiende romanvorm uit te werken.
Stilistisch veel overtuigender dan zijn debuut is de roman ‘Negatief’, waarin Walravens het probleem van het kwaad behandelde.
Zijn ethisch engagement maakte voor hem de traditionele roman als medium onaanvaardbaar. Daarom noemde hij ‘Negatief’ dan ook een fictie. Als schrijver wilde hij de lezer geen spiegel van de werkelijkheid voorhouden, maar streefde hij integendeel, naar een symbolische uitbeelding van een idee, een visie, een wereld- en levensbeschouwing. Dat hij met opzet het traditionele verhaal verwierp om te komen tot een lossere compositie waarin geen logische ontwikkeling meer vereist was, hebben slechts weinige critici ontdekt.
Door het kwaad als uitgangspunt voor zijn tweede roman te nemen, kwam Walravens tot de metafysische kernvraag van goed en kwaad, van God en de Duivel, een thematiek die rechtstreeks naar Sartre verwijst.
De hoofdfiguur van ‘Negatief’ is een 60-jarige kleptomaan, die in zijn jeugdjaren zwaar werd getuchtigd wegens zijn onmaatschappelijk gedrag. Door deze onoordeelkundige behandeling werd bij hem een wraakcomplex gekweekt, dat hem van kwaad tot erger leidt. Hij blijkt tenslotte voor het goede verloren te zijn en wanneer hij uiteindelijk weer eens op vrije voeten wordt gesteld, gaat hij over tot de uitvoering van een duivels en weloverwogen vierdaags vernietigingsplan.
Walravens ziet deze man echter als een slachtoffer, een gevangene van zijn opvoeding, zijn milieu, zijn tijd.
Het systematische nihilisme van Pierre Esneux verwijst enerzijds naar ‘L'homme révolté’ van Albert Camus, volgens wie ‘le meurtre est raisonnable ou justifié par le système’, maar ook naar Nietzsche voor wie de