Nieuwe boeken
Boeiend geschreven overzicht van de recente Vlaamse literatuur
Er is een nieuw en belangrijk boek over de geschiedenis van de moderne Vlaamse literatuur verschenen. Oorspronkelijk werd het werk geconcipieerd als het Vlaamse pendant van het negende deel van de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, waarin een onderdeel van de recente Noordnederlandse letterkunde reeds werd behandeld. Met deze bestemming voor ogen werd er bijna tien jaar aan de samenstelling van het boek gewerkt, maar uiteindelijk besloot de uitgeverij de studie afzonderlijk te publiceren.
De afzonderlijke behandeling van de Zuidnederlandse literatuur wordt door de twee hoofdredacteurs (Prof. Dr. M. Rutten en prof. dr. J. Weisgerber) afdoende verantwoord. In het boek worden de literaire figuren en werken ook in een ruimere sociale, economische, politieke of artistieke context gesitueerd. Al deze maatschappelijke, filosofische of kulturele krachten spelen immers een rol in de literatuur. Ondanks de eenheid van taal zijn er op al deze gebieden duidelijk verschillend gekleurde tradities in Noord- en Zuid-Nederland. Dit geldt zeker voor het behandelde tijdperk. Na de tweede wereldoorlog is er tussen Nederland en Vlaanderen een veel grotere eenheid ontstaan.
Het gekozen tijdperk begint met het tijdschrift Nededandsche Dicht- en Kunsthalle (uit 1888) en eindigt met het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946). Er is in teamverband aan het boek gewerkt. Voornaamste voordeel van deze methode is de grondigheid waarmee door specialisten de diverse tijdperken of genres worden benaderd. Een - niet als uitermate hinderlijk ervaren - nadeel is de toch wel iets verscheiden aanpak van de stof door de verschillende medewerkers. Allen zullen de richtlijnen van de hoofdredactie wel goed zichtbaar boven hun schrijftafel hebben gehangen, maar niet ieder medewerker hanteerde een even vlotte stijl om boeiend over de levensloop van een schrijver en over de achtergronden van zijn werk te vertellen. Het is evenwel mogelijk dat de beschikbaar gestelde plaatsruimte beperkend werkte.
Onwillekeurig gaat men vergelijkingen maken, bv. met De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830 van Marnix Gijsen, een werk dat vooral als onderdeel van Dichterschap en Werkelijkheid in redelijk brede kringen verspreid werd. Bij de uitgevers van het nieuwe boek is ook gestreefd naar een ‘duidelijke en voor iedereen toegankelijke taal’, naar de mogelijkheid om bij een brede kring van belangstellenden enige honger naar dit boek op te wekken.
De vergelijking valt gunstig uit. Men hoeft bijvoorbeeld maar de teksten van Gijsen en Vervliet of Hadermann te vergelijken, die gewijd zijn aan figuren als Streuvels en Van Ostaijen.
In het boek wordt terecht veel aandacht besteed aan de Vlaamse literaire tijdschriften. In het hoofdstuk over Van Nu en Straks wordt het tijdschrift niet alleen inhoudelijk geanalyseerd, er wordt ook zeer boeiend over de uiterlijke vormgeving verteld. Af en toe worden ook minder bekende figuren in de schijnwerper geplaatst. In geen ander boek over de geschiedenis van de moderne Vlaamse literatuur is bv. zoveel informatie te vinden over de toneelschrijver Theodoor J. Verschaeren, een ten onrechte bijna vergeten figuur. Het hoofdstuk over de toneelliteratuur (geschreven door Prof. dr. C. Tindemans) is overigens een van de beste in het boek. Het hoofdstuk over de vernieuwing van de romankunst tussen de twee wereldoorlogen (door Prof. dr. M. Dupuis) valt wat kort uit. Enkele van de reeds overleden auteurs, over wie een globaal oordeel reeds mogelijk is, verdienden een wat uitvoeriger behandeling. Er is ook een merkwaardig hoofdstuk over de Franse literatuur in Vlaanderen, geschreven door Prof, dr. J.M. Klinkenberg.
Vermeldenswaard is ook de uitvoeri-