Exlibris
Over het verzamelen van exlibris-grafiek III
NA de technische keuze (zie vorige aflevering van deze rubriek) moet ook een inhoudelijke keuze gemaakt worden. De graficus verwacht de opgave van een thematisch gegeven. Over dit thema kan de opdrachtgever zeer gedetailleerde informatie verstrekken of hij kan zich beperken tot het uitzetten van enkele grenspalen waartussen de kunstenaar zijn fantasie de vrije teugel laat. Het nog ledige grafische vlak moet opgevuld worden met een tweeledige informatie: 1) een tekst die de praktische kant van het eigendomsmerk voor zijn rekening neemt, die vertelt wie de eigenaar is van het boek waarin het exlibris zal gekleefd worden en 2) een decoratieve omkadering van deze tekst, die aan de esthetische verzuchtingen van de bibliofiel tegemoet komt, maar die ook aanvullende inlichtingen geeft over de persoonlijkheid van de verzamelaar of over de aard van zijn verzameling. In de hedendaagse exlibrisgrafiek is dat decoratieve element - het illustratieve gedeelte - soms zo op de voorgrond geplaatst dat een omgekeerd effect ontstaat: de tekst wordt een wat bijkomstige omkadering van de illustratie.
In de beginperiode van de illustratieve exlibrisgrafiek vertrok men bijna uitsluitend van de persoonlijkheid van de opdrachtgever. De titularis wilde in zijn exlibris een weerspiegeling van zijn persoonlijkheid vinden. De familienaam speelde soms een belangrijke rol. Bibliofielen met een gemakkelijk uit te beelden naam hadden het daarbij gemakkelijk: wie De Vos heette en graag de pijp rookte liet zichzelf als een pijprokende Reinaart uitbeelden. Voor iemand die De Visscher heette, tekende de graficus een stukje vijver en een bootje waarin een visser stond die zijn netten uitwierp.
Karaktertrekken of dagdagelijkse bezigheden vormden een tweede belangrijk gegeven. Als De Visscher van zichzelf graag bekende dat hij van mooie vrouwtjes hield, zorgde de graficus er voor dat er een verlokkelijke zeemeermin in het net van de visser zwom. Als De Vos zich met archeologie bezig hield, werd Reinaart door de graficus tussen antieke ruïnes aan het graven gezet.
Ook het beroep speelde een rol. Een beroep kan levensvullend zijn, kan de zin van het bestaan zo positief beheersen dat het de gehele levensloop bepaalt. Talrijke geneesheren, apothekers, architecten, advokaten hebben de zin van hun beroep in realistische of soms ook in allegorisch gekleurde illustraties op een exlibris laten uitbeelden. Dergelijke exlibris zijn zo zinvol dat talrijke bibliofielen nog steeds aan deze werkwijze de voorkeur geven.
Een geheel ander soort exlibrisgrafiek vertrekt niet van de persoonlijkheid van de titularis maarvan de inhoud van het boek waarin het exlibris zal gekleefd worden. De hierboven beschreven exlibris passen in om het even welk boek. De Vos en De Visscher kunnen boeken bezitten over astronomie, geschiedenis en kunst, ze kunnen romans en verzenbundels bezitten en in al deze boeken zal een pijprokende vos of een visser met zeemeermin een goed figuur slaan. Het kan echter ook gebeuren dat De Vos in het verste hoekje van zijn boekenkast een rijtje erotische werken heeft staan en bij het bekijken ervan gaat denken: dààrin zou toch een heel bijzonder erotisch getint exlibris moeten gekleefd worden! Of als De Visscher het verzameld werk van Karel Van de Woestijne bezit, kan hij denken: hierin kleef ik mijn meerminnenvisser toch liever niet; een exlibris met een Karel Van de Woestijne-portret is voor deze waardevolle boeken toch beter geschikt.
Er bestaan boeken over duizenden onderwerpen en dus bestaan er ook reeds exlibris over duizenden onderwerpen: over luchtvaart, over oorlog, over dieren, over mythologie, over theater, enzovoort. Er zijn zelfs exlibris gemaakt, die bedoeld zijn om in één enkel boek gekleefd te worden, bv. in de ‘Don Quijote’ van Cervantes of in de ‘Faust’ van Goethe. De verzamelaars zijn met deze ontwikkeling in de exlibrisgrafiek erg tevreden. Het verruimt de mogelijkheden om boeiende