De charme van Ben Klein
IN DE JAREN 50 en 60 genoot Ben Klein enige bekendheid als experimenteel dichter, als bezieler van het tijdschrift Het Cahier (later Het Kahier X) en als auteur van poëtische manifesten omtrent ‘de reine pohesie’, ‘het verisme’ e.d.m. Meer dan 30 jaar na zijn debuut en ruim een decennium na zijn vorige dichtbundel verscheen een nieuwe poëziepublikatie Sachem en rokkenjager.
De bundel bevat 27 teksten, waarvan alleen de laatste 8 beantwoorden aan wat doorgaans als gedichten gepresenteerd wordt. Kleins werk is nog steeds maatschappelijk geëngageerd en, net als toen, viert hij zijn woede en zijn machteloosheid bot op de taal. Neologismen en ongrammaticale wendingen leiden de aandacht weg van de mededeling naarde manier van mededelen. Hoe zegt Klein bv. dat de mens in een wurggreep wordt gehouden, dat hij uitgebuit en constant uitgeperst wordt?
‘wurg belet ademen massa afgeroomd wordt persmachines chronisch opgesteld non-stop-persmachines’
Zo ken ik er ook nog een paar. Dit is irriterend post-experimenteel gebeuzel, dat ethisch noch esthetisch doeltreffend is.
Meer charme bezitten enkele van de 19 voorafgaande teksten, die bestaan uit 4 tot 9 genummerde zinnen. Humoren fantasie slagen waar De Woordkunst het laat afweten. Grappen wisselen af met macabere taferelen, surrealistische verbeeldingen met groteske omkeringen en grimmige overdrijvingen. Schilderijen spreken (8), doeken wringen zich in bochten (18), paarden verdedigen hun berijders voor de rechtbank (20), enz.
De thematiek is dezelfde. Ook hier verzet Klein zich tegen de machthebbers en hun handlangers. Die aanklacht wordt echter niet expliciet en direct geformuleerd, maar ligt vervat in de geschetste situatie. In ‘Een te drastische grote schoonmaak’ bv. is de schietgrage politie verplicht bij gebrek aan werk in buitenlandse krachten advertenties te plaatsen ter bevordering van de immigratie van misdadigers (14). Kleins sympathie gaat uit naar de onmaatschappelijken, de vrijbuiters, zoals ook in volgende (ecologische) groteske:
‘1. Vele voormalige zeerovers - thans in Antwerpen gedomicilieerd - hebben uit financiële nood hun sabels en houten pikkel moeten verpatsen.
2. Het bedrijven van zeeroverij op de vieze wateren die ons omringen - het Groot en het Klein Schijn - is helaas uit de mode geraakt.
3. Boekaniers - zelfs in dronken toestand - vinden geen emplooi meer.
4. Het gaat hen echt niet voor de wind, het weze gezegd.’ (5).
Dit ‘gedicht’ is niet meteen grootse poëzie, maar het heeft wel, zoals gezegd, charme.
Georges Wildemeersch
Ben Klein: Sachem en rokkenjager, Uitgeverij Facet, Antwerpen, 1987, 31 blz.