Er zijn een aantal aspecten aan het moderne literaire bedrijf die een januskop bezitten. Ze maken me boos, vrolijk en onzeker, en dat is wat teveel voor één mens, zeker deze. Het opgeklopte ideaalbeeld van de auteur als ‘wijze’ vrouw of man is een van die aspecten. Ik weet niet of ik moet lachen of beter ineenkrimp als ik in interviews lees dat de schrijfdaad, het woord alleen al, best in absolute afzondering gebeurt met liefst gewijde stilte omheen de creatief scheppende geest. Dat kan allemaal wel waar zijn, maar moet daar al dat sacrale omheen?
Maar dat is nog het minste: de schrijver moet blijkbaar ook een soort moderne Da Vinci zijn, even briljant op alle gebieden. Ik heb een aantal collega's ontmoet die dit krampachtig nastreven, en ook een paar die rotsvast geloven dat ze het zijn.
In interviews moeten we dus altijd op welbespraakte wijze onze encyclopedische kennis als manna op de kijkers of lezers (in die volgorde) doen neerdalen. Als we dat niet kunnen is er nog altijd wel een uitweg: dan moeten we leuk, of op z'n minst geestig zijn.
Encyclopedische kennis bezit ik slechts in zeer bescheiden mate, maar ik kan best heel leuk zijn, soms ben ik echt de plezantste thuis.
Thuis dus, enkel heel af en toe in het openbaar. Want, weet u, ik ben geen komiek. Jammer, ik zou veel meer verdienen. Intussen wil ik wel gelezen worden, dus doe ik mezelf af en toe slimmer en leuker voor dan ik ben. Wel een beetje vermoeiend, maar een mens moet er wat voor doen, nietwaar?
De mallemolen van de media is nog zo'n aspect. In de publiciteitsgeile tachtiger jaren is the image mightier than the pen. En een image wordt door de media gemaakt. Niet dat ik er vies van ben, maar soms vraag ik me wel eens af of het gedrum om een plaatsje in hart en oog van de mensen die een boek onder de aandacht kunnen brengen van het publiek niet wat teveel van het goede is. Dat publiek is verwend: het smult van reputaties en drijft op ongezonde wijze te vaak mee op de golfslag van literaire stromingen die elkaar steeds sneller lijken op te volgen.
Reputaties hebben de ongezonde gewoonte boven je hoofd te gaan groeien en de aandacht af te wenden van het eigenlijke werk. De eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat mijn vrouw slimmer was dan ik en van bij het begin tegen de aarzelende inzet van mijn imago was. Ze hield me voor dat mijn boeken, die toch al thema's behandelen die in Vlaanderen misschien niet zo direct voor de hand liggen, ideaal waren om hype te veroorzaken. ‘Je moet oppassen dat ze de waarde die je in je werk probeert te stoppen niet uit het oog verliezen,’ zei ze. Maar een grote muil opzetten en (relatieve) roem, dat zag ik wel zitten, daar was ik als speelvogel bepaald niet ongevoelig voor, nou!
‘Het werk is belangrijker dan de commerciële manipulaties eromheen,’ zei ze. De commerciële manipulaties waren echter wel een boel leuker om mee te maken dan het werk! Dus zei ik haar met mijn grote mond dat ze toch nogal klassiek reageerde.
Maar goed zot zijnde ben ik eveneens een klassiek gespleten persoonlijkheid: ik mag dan wel te vinden zijn voor een stunt, toch is er ook een steeds sterker wordend deel van me dat me dwingt om ernstig aan mijn teksten te werken. Ik wil me tot het uiterste inspannen om mijn boeken zinnig en rijp te maken en om mijn thematiek zorgvuldig uit te werken. Ik heb daar mijn redenen voor: de literatuur heeft de onschatbare gave om emoties op persoonlijke wijze over te dragen en ze zo blijvendeen algemene waarde mee te geven. Daarin ligt voor mij het wezen van schrijven: literatuur moet door bewogenheid geïnspireerd zijn en die bewogenheid op de lezer overbrengen.
Tegenwoordig is dat natuurlijk een ietwat ouderwetse aanpak: cynische, lusteloze, ‘grappige’ boeken doen het heel goed. Ik ben zeker niet bang van een grap en een grol, maar ik kan mijn boeken enkel schrijven als ik bewogen ben. Mijn betrokkenheid uit ik echter via teksten die niet direct op mezelf terugslaan. Ik heb er telkens een bedoeling mee, die ik hopelijk niet