voorbeeldelijk uitgedrukt in een aantal kunstwerken. Men spreekt van de wereld van Gauguin, van Wagner, enz... Mag men zeggen dat deze versplintering het gevolg is van het gebrek aan werkelijk collectieve mythen, die overtuigend functioneren? Een gebrek dat men tracht te compenseren? Misschien wel’.
‘Met het oog op dat wereldbeeld zal men óf teruggrijpen naar het verleden - wat erg dubieus is - óf een avantgarde ontwikkelen: de anticipatie van datgene waarvan men hoopt dat het in de toekomst algemeen geldig zal zijn. Vandaar revolutionaire en propagandistisch kunst, vandaar ook hermetisme, mystiek, enz... Echte kunst is elitair, zogezegd. Maar, stelt Adorno, dat is niet de schuld van de kunst en haar beoefenaars. Het is te wijten aan de banaliteit, de onbenulligheid, de leegte, en last but not least de vervalsing en de leugenachtigheid van de wereld waarin wij leven. Kortom: als men zijn metafysica door de voordeur buitengooit, komt ze onder de merkwaardigste vormen terug binnengeslopen. De crisis is diep en zij is wereldomspannend’.
- Toch zijn er ook vandaag nog mythen, die op een collectief niveau opduiken: de ondergang van de wereld bv.
- ‘Omdat men binnen het kader van die (voorlopig althans) steeds weer mislukkende pogingen om een bevredigend wereldbeeld te ontwikkelen, geblokkeerd geraakt. Dat leidt, of kan leiden, tot doemdenken. En uiteraard wordt deze paniek vandaag de dag gevolgd door de militaire, politieke en economische situatie op wereldschaal. Zo'n doemdenken brengt een oplossing evenwel niet naderbij. De paniek, die ermee gepaard gaat, loopt trouwens meestal uit op een of andere vorm van magische zaligmakerij. En dat is gevaarlijk, omdat het gemakkelijk tot fanatisme leidt, nu niet precies wat wij vandaag de dag dringend nodig hebben’.
- Een ander terugkerend facet in de kunst is het bewust spelen met allerhande mythen.
‘Dat spel, dat trouwens reeds in de romantiek wordt aangetroffen, heeft misschien wel een trial and errorwaarde, maar geeft toch blijk van een enigszins nihilistische achtergrond. Het is niet voorbeeldelijk, eerder symptomatisch, zou ik denken. Je zou het een te veel aan reflexie en een tekort aan zijn kunnen noemen’.
‘De industriële revolutie is voor ons net zo ingrijpend geweest als destijds de overgang van het nomadendom naar de grote landbouwculturen. In het kielzog van zo'n diepgaande revolutie komt men terecht in een individuele en maatschappelijke crisis die alomvattend is. En die omwenteling is nog volop aan de gang’.
- Maar hoe kun je hopen dat een of andere mythe een antwoord zal kunnen geven, als je uit de geschiedenis hebt geleerd hoe relatief die mythen wel zijn?
‘David Hume zei destijds: “We hebben geen keuze dan tussen een onjuiste rede en helemaal geen, en ik weet echt niet wat ik daarmee aan moet. Maar als ik met mijn vrienden ga bakspelen, vergeet ik dat alles”. Zo'n houding kunnen wij ons niet meer veroorloven. Vanop de maan bekeken is het scepticisme misschien adekwaat, maar op aarde is het niet functioneel. De consequentie van een sceptische houding is altijd min of meer conformistisch geweest en wij hebben nog nauwelijks iets overgehouden waaraan wij met een gerust geweten conform kunnen zijn’.
‘Als de rede op zichzelf genomen niet volstaat, dan zijn wij dringend toe aan een scherp onderscheid tussen verbeelding en inbeelding. Bij inbeelding kun je je - overigens zeer rationele - bedenkingen maken, maar aan verbeelding is niets fout. Integendeel. Je wereldbeeld zal immers altijd metaforisch zijn. Je zal dus onvermijdelijk terugvallen op zogenaamde mythen, in de kunst en elders. De vraag is voor welk soort mythen je uiteindelijk opteert. Daarom lijkt mij de esthetica zulk een fundamentele discipline. Alle dingen en alle smaakoordelen zijn niet even relatief. Als je naar kunst kijkt, kun je lang niet altijd zeggen wat hoogstaande metaforiek is en wat niet. Je kan m.i. onmogelijk zeggen wat je esthetisch het meest waardevol vindt: “Macbeth” of “Oedipus Rex”. Maar je kan zonder twijfel zeggen dat geen van beiden onzin zijn. Anderzijds: je kan bij voorbeeld wel aantonen dat Bilderdijk de neiging vertoont onzin te vertellen. Er zit iets leugenachtigs in, iets inauthentieks, kortom iets kitcherigs. Precies hetzelfde verschijnsel, nog duidelijker, vind je terug in de filosofie. Grote filosofische stelsels zijn altijd meesterwerken: ze hebben gewicht. Men kan er niet naast kijken. Ze lokken interpretatie uit. Ze zijn nooit slordig. Daarnaast heb je filosofische praat, letterlijk praatjes voor de vaak. Ze hebben hetzelfde effect als kitsch: ze ondermijnen zichzelf. Ze getuigen van een fundamenteel gebrek aan levensmoed. Ze bezweren een panische angst door de oorzaak van die angst weg te praten. Ze “denken”, in pregnante zin, niet over hun onderwerp na’.