[Nummer 6]
Ter inleiding
De Dagen van De Vlaamse Gids groeien nu stilaan naar de veertigste uitgave. In deze tijdspanne zijn heel wat interessante onderwerpen aan bod gekomen.
‘De Mythe in de Kunst’ was het thema voor 1985. Eindredacteur Fr. Strieleman, die de debatten leidde, situeerde het onderwerp:
‘Op het begrip mythe als verhalende overlevering of als overtrokken, meestal ophemelende voorstelling van personages of gebeurtenissen hoef ik niet grondig in te gaan. Dat is ook niet de taak van een inleider.
En in dit doorgaans toch rationeel denkend milieu zal men waarschijnlijk ook de algemeen aanvaarde stelling niet tegenspreken dat de zinnige mens de irrationele hang naar het mysterieuse nooit helemaal kan kwijtspelen en dus eigenlijk aan mythen een behoefte heeft.
Mythe lijkt mij dan de compensatie voor de eigen onvolmaaktheid, zoals de verering voor martelaren van alle soort vaak het alibi vormt voor de persoonlijke tekortkomingen op het vlak van karakter en moed.
Deze tijd is er één van ontmaskering van de mythen, op zichzelf een gezonde zaak want een liberale levenshouding. Maar deze ontwikkeling verklaart allicht voor een stuk ook de geestelijke chaos die vrij algemeen wordt vastgesteld.
Het gevaar dat de slinger zal terugslaan en nieuwe sterke mannen zullen opduiken is dus reëel. De godsfiguur immers kan ook werelds zijn en de menselijke verleiding om alle zorgen op de heer te leggen is gekend.
Het zijn vaak kunstenaars die deze gevaren onderkennen en ertegen waarschuwen. Het is in elk geval meteen ondenkbaar dat de mythe geen weerslag op de kunst zou hebben. De mythe inspireert de kunst en de kunst schept mythe.
Dit brengt ons tot een genuanceerde omschrijving van het begrip als heimwee naar het volmaakte of heimwee naar de oorsprong. Of is dat misschien hetzelfde?’