De Vlaamse Gids. Jaargang 69
(1985)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Boeken
| |
[pagina 23]
| |
diepgaand onderzocht bij de analyse van onze concurrentiepositie. Niet enkel de sterke kanten, waaronder de yield (dit is de gewichtsopbrengst na het slijpen), de goede beschikbaarheid van kredieten en de know-how worden besproken, maar ook aan de zwakkere zijden, zoals de produktie- en de loonkosten, wordt aandacht besteed. De tweede benaderingswijze om de positie van Antwerpen te schetsen, is deze van het onderzoek van de infrastructurele elementen of ‘intangibles’. Zo worden achtereenvolgens de ruimtelijke concentratie van de diamantsector, de beurzen, de Hoge Raad voor Diamant v.z.w., de banken, de sociale organisaties (arbeidsorganisaties, overlegorganen en fondsen), de overheden, het onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en de veiligheid belicht. Het wel en wee van de diamant wordt echter voornamelijk bepaald door de eindbestemming. De Gouverneur vertelt hoe diamant in de ogen van het grote publiek evolueerde van een bron van legenden en bijgeloof tot het hedendaagse diamantjuweel en investeringsobject. Het fenomeen diamant raakt het grote publiek evenwel niet allen als eindverbruiker. Tevens is het een belangrijk element van het toeristische aanbod in de provincie. De initiatieven van de overheid en van de privé-sector op dit vlak worden nader toegelicht. In het besluit doet Gouverneur Kinsbergen een aantal zeer belangrijke oproepen aan allen die in meerdere of mindere mate betrokken zijn bij het diamantgebeuren in Antwerpen. Zo vraagt hij hen zich niet blind te staren op de relatief grote successen die de handel thans nog boekt maar daarentegen voornamelijk oog te hebben | |
[pagina 24]
| |
voor de tanende industrie die op termijn ook de handelsfunctie zou kunnen ondermijnen. Hij wijst er in die context op dat het superieure meesterschap van onze vakmensen het mogelijk maakt alhier een nog mooier en nog voordeliger eindprodukt te maken dan elders in de wereld. Om deze voorsprong te optimaliseren moet dan wel veel aandacht besteed worden aan het onderwijs, waar naast de klassieke technieken een grondige kennis van de te bewerken materie en van de geavanceerde produktiemethoden moeten worden aangeleerd. Ook zou het volgens de Gouverneur ‘een niet te onderschatten beklemtoning zijn van wat Antwerpen te bieden heeft inzake diamant, indien ter bekroning van deze specifieke onderwijs-initiatieven, aan onze universiteit een speciale licentie of een speciaal post-graduaat in de edelsteenkunde georganiseerd zou worden. Daar kunnen dan de mensen worden gevormd die met autoriteit de basis zullen leggen van een voorspoedige toekomst’ (blz. 226). Eveneens moet aandacht worden besteed aan de research en aan de commercialisatie van de resultaten ervan. Tevens beschrijft de heer Kinsbergen het belang van de promotie van het aanwezige vakmanschap en de creatie van een eigen imago. In dit laatste zou een nauwere band moeten gelegd worden tussen de Antwerpse kwaliteitsstenen en de Belgische juweliers. De publiciteitsacties zouden zich daarbij vooral moeten richten tot het grote publiek, want Antwerpen is thans nog té exclusief de draaischijf binnen de diamantbranche zelf. Middelen om uit deze beperking te ontsnappen, zijn de organisatie van juweelontwerpwedstrijden, de inrichting van juweeltentoonstellingen binnen en buiten de provincie maar ook over de landgrenzen en de coördinatie van en samenwerking tussen de verschillende acties op het toeristische vlak. Tot slot roept de auteur op tot een verderzetting van de huidige succesvolle coöperatie tussen de diamantkringen en de overheid. Immers, ‘in dit eendrachtig streven van werkgevers, werknemers en de overheid voor de vrijwaring van de belangen van een handel en een industrie die reeds eeuwen onafscheidelijk verbonden zijn met onze streek ligt onze sterkte. Beschermd door dit machtige wapen groeide Antwerpen uit tot het wereldcentrum van de diamant. Zolang die solidariteit niet verbroken wordt, zal Antwerpen deze eretitel met trots blijven dragen’! (blz. 230). Het werk wordt afgesloten met 19 bijlagen waaronder tekeningen van de meest voorkomende kristalstructuren, het zagen van ‘vier- en tweepunten’, de voornaamste aspecten van de briljantslijpvorm en de evolutie ervan, en de belangrijkste hedendaagse slijpvormen. Ook zijn kaarten opgenomen van de beschreven ontginningsplaatsen, evenals grafieken en tabellen over de tewerkstelling en de in- en uitvoer van diamant. Tenslotte wordt in een aantal bijlagen bijkomende informatie verschaft over het zichthouderschap, de Antwerpse beurzen en het arbitragesysteem. ***
Dit werk mag terecht een verrijking van ons Vlaamse boekenbestand worden genoemd. Het verdient een plaats tussen de encyclopedische publikaties, niet zozeer door zijn omvang, maar wel door de inhoud. Zowel geschiedkundige, geografische, technische en economische facetten van het gegeven ‘diamant’ worden op een kernachtige en indringende wijze behandeld. Een andere zeer grote verdienste van deze publikatie is dat zij, als pleidooi voor de Antwerpse diamantwereld, tegelijk een zeer realistische kijk geeft op de problematiek. Alhoewel de studie toch duidelijk het predikaat ‘wetenschappelijk’ draagt, wordt zij gekenmerkt door een aangename en vlotte leesstijl waardoor zij niet enkel bereikbaar is voor de specialisten maar voor eenieder die zich voor deze materie interesseert. Ook het zeer verzorgde taalgebruik, iets wat niet altijd van dergelijke boeken kan gezegd worden, en de bescheiden maar mooie presentatie van het werk maken het tot een aanrader. ‘Antwerpen, briljant aan de top in de diamantwereld’ is jammer genoeg niet verkrijgbaar in de boekhandel, maar kan op schriftelijk verzoek bekomen worden op het Provinciebestuur van Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22-24 te Antwerpen. K.G. |
|