onderwerpen aan de conventionele moraal van haar tijd, waarin de liefde geen rol speelde en alleen andere overwegingen telden. Voor de een was zij te intelligent, voor een ander te onafhankelijk, van een derde mocht zij niet schrijven, voor een vierde was zij niet onderworpen genoeg. Bekend is haar reactie op het huwelijksaanzoek van James Boswell: ‘Ik heb geen talent voor onderdanigheid’. Het is een uitspraak, die nog in 1978 toen er in het jaar van de vrouw een postzegel aan haar werd gewijd door de hoofddirectie van de Nederlandse posterijen geschokt werd afgewezen. Niet zonder aarzeling trouwde zij, 31 jaar oud, met de Zwitser Charles-Emmanuel de Charrière uit Colombier bij Neuchâtel, die een jong leraar van haar broers was geweest, een wat bedeesd intellectueel op wie zij erg gesteld was. Maar het was geen huwelijk uit enthousiasme.
Zij woonden sindsdien op Le Ponte bij Colombier. Charrière was een man van redelijkheid, zonder hartstocht, en ofschoon Belle de eerste jaren getracht heeft iets meer van haar huwelijk te maken, werd geleidelijk duidelijk dat het meer op genegenheid en goede verstandhouding berustte dan op diepere gevoelens. Tot haar spijt kwamen er ook geen kinderen, trok zij zich, gebruikmakend van de vrijheid die zij gewild had en die de Charrière haar liet, van tijd tot tijd op zichzelf terug in Chexbres of Payerne, of een heel jaar alleen in Parijs, en zette zij zich weer aan het schrijven. Haar eerste boeken uit die tweede helft van haar leven verschenen in 1784, de romans in briefvorm Lettres de Mistriss Henley en Lettres neuchâteloises, die alweer schandaal verwekten net als Le Noble. Maar ditmaal liet zij zich niet meer het zwijgen opleggen. Tot aan haar dood in 1805 is zij blijven schrijven aan een oeuvre dat een tiental romans telt, een aantal novellen, een 25-tal toneelstukken, een reeks pamfletten, verscheidene essays en beschouwingen, gedichten en composities. Zij vormen bij elkaar vier delen dundruk van 8 à 900 bladzijden en daarnaast een epistolair oeuvre dat uit zes delen dundruk bestaat. Dat totale werk van tien omvangrijke delen, waarin alles wat zij schreef is bijeengebracht, is door de Amsterdamse uitgever Van Oorschot met steun van de Nederlandse en Zwitserse overheid in een wetenschappelijk verantwoorde editie gepubliceerd. Deze uitgave is geredigeerd door een internationale redactie uit Nederland, België, Zwitserland, Frankrijk en Engeland. Zij kwam tot stand tijdens een driedaags symposium dat in 1974 op Slot Zuylen werd gehouden en waarvoor grote internationale belangstelling bestond. Reeds vroeger waren er pogingen gedaan om de betekenis van Belle van Zuylen, of Madame de Charrière, aan het licht te brengen. Sainte-Beuve was de eerste die de wenselijkheid
uitsprak van een complete uitgave van haar werk en die de eerste studies aan haar wijdde. Een volgende zeer belangrijke stap werd gedaan door Philippe Godet, hoogleraar in Neuchâtel, waar het grootste deel van haar literaire nalatenschap zich bevond. Hij besteedde meer dan twintig jaar van zijn leven aan onderzoek en aan het schrijven van een omvangrijke biografie in twee delen, Madame de Charrière et ses amis, die in 1906 verscheen en de grondslag vormt voor alle latere onderzoekingen. Hij gaf ook als eerste haar brieven aan Constant d'Hermenches uit en liet enkele werken herdrukken. Sindsdien is de belangstelling nooit meer helemaal verdwenen. Maar het zou nog tot 1974 duren voor het eindelijk lukte om alle inspanningen zo te bundelen, dat een uitgave van al haar werk en brieven tot de mogelijkheden begon te horen. In de sedertdien verlopen tien jaar is de uitgave tot stand gekomen, waarvan het laatste deel enkele maanden geleden het licht zag. In deze periode zijn in Amerika, Engeland, Italië, Zwitserland, Duitsland, België, Nederland, tal van studies, vertalingen, proefschriften en doctoraal scripties over haar gepubliceerd. En pas nu wordt het werkelijk mogelijk de betekenis van haar oeuvre te bestuderen. Wat in de verzamelde werken is afgedrukt, is immers voor meer dan de helft nooit eerder gepubliceerd. De voltooiing van deze uitgave is dan ook de doorslaggevende aanleiding geweest voor de documentaire tentoonstelling die U straks zien zult.
Belle van Zuylen leefde en werkte in de achttiende eeuw. Dat is voor haar niet geweest, zoals men misschien zou denken, de luchtige, ijdele, frivole eeuw van het leven in de salons. Het is de eeuw geweest van de Franse Revolutie, de eeuw waarin de denkbeelden van vrijheid, rechtvaardigheid en menselijke waardigheid en gelijkwaardigheid, aan de orde werden gesteld, onder invloed van wat men ‘de filosofen’ noemde, die zich in hun werk inspanden het individuele geweten te stellen tegenover de dogmatische moraal, sindsdien is die discussie deel gaan uitmaken van elke filosofische overtuiging, van Kant tot Sartre.
Dat is de gevoels- en denkwereld waarin Isabelle de Charrière geleefd en geschreven heeft met ongewone onbevangheid. Zonder vooroordelen en met wil vrij en open te zijn en te blijven. Als de filosofen van haar tijd