De lijn naar Avila loopt door Madrid grotendeels ondergronds, om pas voorbij het futuristische station Chamartin boven de grond te komen; na door de voorsteden met hun chaotisch in het zand gebouwde woontorens te zijn doorgereden, komt de trein langzamerhand aan de voet van het Guadarrama-gebergte. Wat een verademing in het open en hoe langer hoe woester uitziende landschap te komen, rotsachtig en droog en door de winterzon flauw beschenen! Na een goed halfuur stapt de reiziger, meestal als enige, af in het stationnetje van San Lorenzo, aan de voet van de berg waarop hoger het klooster staat. In plaats van de bus te nemen, die hem langs een slingerend baantje in een paar minuten boven brengt, neemt de bibliotheekbezoeker, die al zo'n groot deel van zijn leven zittend doorbrengt, liever de rechte voetweg de helling op, met de zon in de rug en goed oplettend niet over de keien te struikelen. De weg is steil, maar de omgeving is doodstil en verlaten, en als de wandelaar stilhoudt om op adem te komen, geniet hij als hij zich omdraait van het heerlijkste panorama. Na 20 minuten staat hij op het reusachtige geplaveide terras, naast het dorpje San Lorenzo, waarop koning Filips II, die wij kennen als de gehate onderdrukker van de vrijheid der Nederlanden, ter ere van de heilige Laurentius dit weergaloze kloosterpaleis liet optrekken. Het grondplan is een perfecte weergave van de rooster, waarop de patroonheilige volgens de legende levend zou zijn geroosterd. In de eindeloze, 17 m. hoge en nagenoeg onversierde gevels met de kleine vensters (samen zijn er zo'n 2.673 ramen en 1.200 deuren in het gebouw) zijn aan de Westzijde symmetrisch drie deuren aangebracht. De middenste leidt niet alleen naar de basiliek, maar ook, via een stenen trap, omhoog naar de bibliotheek. Het Escuriaal is koud - hoe kan het anders, temidden van zulk een steenmassa? - en zelfs 's zomers, zegt men mij, als buiten de zon brandt, is het er bijzonder fris. Maar wie in zich het vuur voelt
blaken om voor het eerst de beroemde bibliotheek te aanschouwen voelt de koude nauwelijks. Hij denkt ook niet aan de kunstschatten die elders in het gebouw zijn opgestapeld, en die hij later wel eens zal bekijken, want nu gaat het erom de zaal te zien, die Filips II op de tweede verdieping heeft laten inrichten volgens een geheel nieuw principe, dat pas een halve eeuw later in heel Europa zou nagevolg worden. Inderdaad, toen het gebouw in de jaren 1563-1584 als een soort nationaal heiligdom werd opgetrokken - de koning zou zich in 1598 nog doodziek erheen laten brengen, om in zijn stichting te kunnen sterven - liet hij er de eerste zaalbibliotheek ter wereld inrichten, de eerste grote bibliotheek zonder zuilen of pijlers, waar de boeken loodrecht naast elkaar in muurkasten zouden worden opgesteld, in plaats van op de middeleeuwse manier, al dan niet met ketens bevestigd, op lessenaars te worden gelegd.
Op zichzelf was het al een heel wonderlijke idee om de Spaanse koninklijke bibliotheek, die toch de bedoeling had geleerden van over de gehele wereld aan te trekken, niet in een grote stad te vestigen, maar in een woestenij, die nog in volle 19e eeuw slechts éénmaal per dag met een traag rijdende koets met de hoofdstad verbonden was (van de 17e tot de 19e eeuw zijn er dan ook heel weinig bezoekers over de vloer geweest). Even typisch voor Filips was dat hij, in tegenstelling met zijn collega's die over andere Europese landen regeerden, de zorg voor zijn collecties niet aan ambtenaren, maar aan monniken toevertrouwde, met name van de Hiëronymietenorde. Die collectie bestond, naast handschriften en gedrukte boeken in het Latijn en het Spaans, uit talloze Hebreeuwse, Griekse en Arabische werken; 3.000 Arabische werken werden buitgemaakt bij een stoutmoedige overval op twee schepen van de mohammedaanse koning van Marokko, die een belangrijk deel van diens bibliotheek vervoerden. Aanvankelijk deed Filips gierigheid de aankoop van een paar belangrijke collecties mislukken, maar vanaf 1570 kwam de ene kostbare verzameling na de andere op het Escuriaal aan: een groot deel van de schitterende Renaissance-handschriften die Ferdinand van Aragon in de 15e eeuw als koning van Napels bijeengebracht had; massa's Griekse codices, die Filips in Venetië - de stad waar Oost en West elkaar ontmoetten - liet aankopen, Vroegmiddeleeuwse handschriften uit Spaanse kloosters, handschriften en boeken in Noordwest-Europa verworven door de geleerde Arias Montanus, de uitgever van de beroemde Biblia Polyglotta die Plantin te Antwerpen heeft gedrukt, de bibliotheken van de Spaanse bibliofielen Diego Hurtado de Mendoza, Antonio Agustin, en vele andere.
Pas in 1593 was de bibliotheekzaal afgewerkt: 54 m. lang, 9 m. breed en 10 m. hoog van de grijs- en witmarmeren vloer tot aan het hoogste punt van het rijkbeschilderde tongewelf. De fresco's, geschilderd door Pellegrino Tebaldi en Bartolomé Carducho volgens een plan van de geleerde bibliothecaris pater Sigüenza, stellen de Kunsten en Wetenschappen en de belangrijkste geleerden uit de mythologie, de