De Vlaamse Gids. Jaargang 66(1982)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Alstein Een winter eens in Soest 1. Hij herinnert zich een stad die eens zijn jeugd in zich behield, die machteloosheid boven de daken in haar pijnlijk heldere winterluchten schreef - een stad die ooit haar leegte in hem droeg, hem achterliet, gebroken minnaar, woordloos in de tijd gevat. En zeker, toen hij er wegging kon hij denken: de tijd die nu zal volgen, het opstaan uit het zwijgen, het hervinden van mijn oude waarden - Er groeide zelfs een beeld toen alles weggleed achter hem. Hij schreef het op, vol zekerheid om zijn bewegen, zijn hand die hem niet langer stoorde maar keerde toen de stad verdween. Een schrijver. Met rondom hem: het eigen huis, zo diep vertrouwd. [pagina 56] [p. 56] 2. Hij schreef de dagen vol, hij dacht: de woorden, eens gesproken verraden niets; ik word als zij. En toch bleef steeds de stad in hem, en met het spreken groeide sterker weer het zwijgen dat opdook na zijn stem. (Als was een schrijver slechts een schim die wilde namen in de verte schreeuwt en geen echo vindt dan altijd weer zichzelf, de zwijger in gesloten kamers, met ver buiten de eeuwen voor en achter hem een roerloosheid, die hem niet eens bedreigt maar gedachtenloos tot in hem springt.) De muren van een ring. En dan: een onverschilligheid. [pagina 57] [p. 57] 3. Later is het weten gekomen dat de kern steeds verder is dan de som van alle woorden. Een aarzelen dat door zijn schrijven breekt. En hem achterlaat. Zoals het hoort. Een man die netten voor de verte spant, naar spiegels zoekt, naar tekens voor zijn stille hand. Die spreekt van het verval der stemmen, van roerloosheid en leven in het lege. Die woorden richt naar waar geen woorden blijven. En toch soms zeggen durft: ‘mijn vrouw’, ‘mijn ik’, en ook: ‘mijn eigen boeken’. Als was hij nog zichzelf. Vorige Volgende