De Vlaamse Gids. Jaargang 66(1982)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Wilfried Adams De bejegening 1. Lieg mij niet, schuif niet de zoveelste vrome leegte in me binnen. Schuif niet leep als het zoveelste versierde verdriet aan mijn tafel bij: lees mij met lippen het licht. Lieg en versier en versuiker mij niet met melodieus verdriet en spiegels. Stap, vandaag, door mijn spiegels, zeg me elke dag opnieuw, dat de nacht leeft van licht. Lieg mij niet, ontken mijn grenzen, weet dat de grenzen geen grenzen zijn. Glimlach door mijn spiegels: mijn handen verhinder ze niet, maak ze, leer ze helder zijn. 2. Ik spreek haar: zij licht even op, en kaatst zo spiegelglas, tandeloos mij terug. Haar kanteling ben ik, haar koudste kus en vliesdun de vijver waarover zij schaatst, waar zij me binnen de kringen zingt van haar oogwit dat stolt, haar innigst sterven. Van haar kreeg ik de angst ten geschenke: aan mijn rib is 't dat zij als water ontspringt. 3. ‘Behalve ik, behalve jij?’ - Liefste, lieg mij niet: bejegen mij. [pagina 46] [p. 46] TRSTZ (L'amour en février) 1. Haar lichaam is een lage wolk, haar voorhoofd smeult onder de nacht. Leger haar handen zwijgen. Alsof wiens kus haar lippen gold. Haar adem heeft mijn bloed ontvolkt, haar bloed mijn adem omgebracht. - Een spiegel weet mij hijgen. 2. Waar ik jouw open wonde vond ontstond mijn dorst. Ik dacht: dit is diep gras en vroom - het was jouw mond die schorem mij ontbond. Zo, tenger werd ik demiurg. Ik, bladergroen ooit, scherp en heet weet het gesnerp van wespen, weet roerloos de engel die ons wurgt. [pagina 47] [p. 47] 3. Waar zij zich toewaarts, waar stond - buiten mijn stem en buiten bedaren, bijster mijn oog: blind gesternte - Waar zij gestaan heeft, vlies mijn oog met sileks en stilte ontstelde, rest wat? - geen schroeivlek zelfs. Ook dit heet sterven: waar zij heeft gestaan - oh leg dit licht aan banden! - wintert mijn adem een ster aan het raam. Vorige Volgende