kadetjes, met croissants stap uit, klap het portier nu dicht, terwijl de auto stilaan op zijn wielen zakt loop ik tot bij de linkervleugel van de poort, draai hem dicht, de pin valt in het gaatje, met één handbeweging zwaai ik nu de rechtervleugel in het slot, ik houd de zak met beide handen voor me, loop omheen het perk, het delikate haagje hier en daar heeft rosse vlekken, één der struikjes is volledig ros, de lindeboom is ook te overdadig groot, ik stel me voor: hij gaat tussen de daken, alle vier, tussen de binnenmuren alle plaats innemend wordt het huis een koker voor een ruisend en een tsjilpend en stijfstammig monster met van tijd tot tijd erupties vogelzwermen -, ik ga naar binnen, maak de oven open die ik bij het wegrijden heb aangezet, ik draai hem uit, ik schud de zak uit op de plaat, ik sluit de oven weer, loop door de keuken waar de koffie net is doorgelopen, in de woonkamer zet ik de radio stiller, die mij stoort, die tijdens mijn afwezigheid werd aangezet (geheel afzetten durf ik niet), beneden aan de trap roep ik Ontbijt! Alles is klaar! roep ik.
Ik ben geschoren, zij zijn niet gemaquilleerd, de haren van Viviane hangen lang en los tot op haar schouders, ik schenk koffie in, er zijn croissants, kadetjes, puntbroodjes, er is beschuit, twee soorten jam en chocola die ik in vierkantjes gebroken heb, suiker en speculaas en sinaasappelsap, ze zitten hier met muiltjes (wel met hakken), ik zit niet tussen hen, aan deze ronde tafel kun je niet tussen hen in zitten, ze dragen een doorzichtig nachthemd onder hun peignoir, ik draag mijn nieuwe jeans, mijn hemd met blauwe vierkantjes met open boord, mijn lichte zwarte schoenen, dunne blauwe sokken, ik zit niet op de hoogste stoel maar bij de deur, ik breng nog koffie aan, een glas met water voor een poedertje, de radio speelt zacht, een beetje rook (wat scherpe geur) hangt in de kamer nog niettegenstaande ik terwijl ik naar de bakker was de dubbele terrasdeur open heb gelaten, de haard ligt vol met asse, sintels, een paar stompen die geen vuur gevat hebben, er wordt niet over Mon gepraat die er niet is, het is alsof het niet zou kunnen dat hij hier zou zijn, dan zou hij tussen hen, dan zou ik ook tussen hen in zitten, dan zou een vierde stoel zijn blijven staan die niet van deze tafel is, die ik daarstraks, toen ik de dubbele terrasdeur open had gezet, de tafel afgeruimd en weer gedekt, heb weggenomen en weer op zijn plaats onder de spiegel in de hall gezet heb, waarna ik achter elk van deze stoelen ben gaan staan om ze, aandachtig metend met de ogen, in hun onberispelijke driestand terug te schuiven, in de schikking die voorzien is en die door de ronde tafel a.h.w. onvervangbaar wordt gemaakt, zodat bij niemand het idee van een alternatieve schikking kan ontstaan in deze kamer, in dit huis, waar alles in detail tot een volkomen harmonie te zamen is gebracht.