De Vlaamse Gids. Jaargang 64
(1980)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Romain John Van de Maele
| |
[pagina 26]
| |
frontation und mit der beachtenswerten Komposition Camouflage, seitdem in Roman und Novelle und weiter in seiner Arbeit beim Film und Theater.’Ga naar eind(3). Hij debuteerde als dichter, maar ontpopte zich vlug als een rasechte prozaschrijver, die bovendien ook nog belangstelling heeft voor het toneel.
De bron van zijn schrijverschap is ongetwijfeld het ik - het onuitputbaar ik -Ga naar eind(4), een amalgaam van eigen inzichten, karaktertrekken en op de maatschappij geënte gevoelens, het ik als wij. Hij confronteert vaak zijn werk met zijn maatschappelijke rol, nl. de rol van enfant terrible. Hoewel zijn maatschappelijk engagement het duidelijkst tot uiting komt in Ana (jeg) AnnaGa naar eind(5) en Lena JørgensenGa naar eind(6), was zijn debuutroman, Den kroniske uskyldGa naar eind(7), toch ook reeds grotendeels een pamflet met een duidelijk humanistisch karakter. De maatschappelijke gebondenheid van Rifbjergs oeuvre blijkt ook uit een korte synthese door Finn Stein Larsen: ‘In het hele oeuvre wordt ernaar gestreefd het verleden en het heden op een geldige en vruchtbare rnanier aan elkaar te koppelen. Het behandelt de rijke en gouden, kinderlijke onrijpheid en diegenen die de ervaringen uit de kindertijd en de jeugd onderdrukten en daardoor scheefgegroeide persoonlijkheden in het leven riepen en voorts diegenen die dat wat ze hadden moeten beleven en in zich opnemen gemist hebben. Het behandelt het nog niet gerichte en verzamelde bewustzijn, of kort gezegd de voorwaarden voor menselijke maturiteit, maar eveneens - en in hoge mate - de hindernissen op weg naar dat volwassen-zijn.’Ga naar eind(8).
Gebrek aan maturiteit gaat samen met onschuld en volgens H. Boye Jensen, leraar literatuur aan Vestjyllands Højskole, is de onschuld een constante in het werk van RifbjergGa naar eind(9). Bij nader inzien is dat inderdaad zo, maar laat ons kort de belangrijkste werken van deze literaire duizendpoot belichten. | |
PoezieRifbjerg debuteerde in 1956 met Under vejr med mig selv (Op zoek naar mezelf) - een werk waarin geen grote problemen aan bod kwamen. Het verleden werd snel doorlopen om het heden beter te kunnen situeren. Konfrontation (Confrontatie, 1960) heeft veel meer diepgang; het verleden en de herinnering aan de goede dagen worden probleemstof. De dichter denkt aan zijn onschuldige jeugd en kan zijn ik moeilijk op de werkelijkheid afstemmen. De werkelijkheid van het atoomtijdperk en van de koude oorlog, van de hyprocrisie der volwassenen en de harde economische wetmatigheden staan een gelukkige versmelting van het ik en zijn maatschappelijk alter-ego in de weg. Nu en dan beleeft hij een ogenblik wapenstilstand, maar in Camouflage (1961) duikt hij weer in zijn bedampt verleden.
Camouflage is een uiterst moeilijk werk, dat door de uitgever als volgt werd omschreven: ‘In het gedicht Camouflage... tracht Klaus Rifbjerg met een bezwerende, lyrisch-extati- | |
[pagina 27]
| |
sche methode het contact met het verloren verleden te herstellen en hij bouwt, met als uitgangspunt vermoedens en aanduidingen over verbanden tussen geslachten, aan een bovenwerkelijk universum van grotere realiteit - groter dan dat de hedendaagse mens door zijn nuchtere kijk op de zogezegd algemene wereld ervaart. Het boek experimenteert en tracht door zijn hoogstpersoonlijke, bewust niet-traditionele poëzie de lezer tot een nieuwe beleving van het ons overgeleverde wereldbeeld aan te zetten.’Ga naar eind(10).
Ritbjerg wijst reeds in de beginregels op zijn methode: ‘wil met een andere soort sterkte / moed halen om bij de hand te nemen / nu het gebouw er staat en gezien kan worden.’ Belangrijk zijn een andere soort (eigen methode) en de derde versregel: nu het gebouw er staat, of nu ik volwassen ben, neem ik mijn verleden bij de hand om het gebouw beter te leren kennen. En onvermijdelijk eindigt het boek bij de onschuld: ‘padvindersbeminnelijkheid goede daden / getrokken uit een automaat met ingebouwde / aflaten de duisternis tussen ons een / niet onbehaaglijke veiligheid onschuld dat / woord eerste enige laatste meest onmogelijke keer / vóór de tranen.’
Voliere (1962) is minder groots opgevat dan Camouflage; de bundel bevat 25 gedichten waarin Rifbjerg, vermomd als vogel, de maatschappij overvliegt en nu eens op een humoristische, dan weer op een sarcastische wijze commentarieert. Het werk bevat heel wat maatschappijkritiek, maar ook een aantal erotische passages - en als de pauw die zijn eigen staart bekijkt, neemt Rifbjerg ook het eigen ik onder ogen.
Sterk anecdotisch is de bundel Amagerdigte (1965). Naar mijn gevoel is het Rifbjergs beste werk. Emil Frederiksen wijdde er volgende commentaar aan: ‘... du point de vue thématique ses poésies offrent un éventail de ses souvenirs d'enfance. Elles définissent formellement le nouvel itinéraire du poète qui se détache du modernisme extrème et tend à un style objectif et épuré par moments de la plus grande simplicité.’Ga naar eind(11).
Amager is een eilandje in de Sont, vlak voor Kopenhagen. Het is daar dat Rifbjerg zijn jeugd- en kinderjaren doorbracht en waarvan hij in Amagerdigte (opgedragen aan zijn moeder) definitief, maar met ontroering, afscheid heeft genomen. De bundel wordt ingezet met een zeer lang gedicht: De bruggen naar Amager, dat als volgt eindigt - ‘De bruggen naar Amager, / hartkleppen van mijn leven die nog steeds op en neer gaan, / terwijl de troep van de Ørstedcentrale / tevergeefs door de sluizen probeert te komen, / op weg naar het vrije water in Køge Bugt.’ Amagerdigte is een bundel die men vooral tussen de regels moet lezen; het is een ongevaarlijke ijsberg die aan de oppervlakte veel gelijkenis vertoont met de nieuw-realistische poëzie die bij ons in de zestiger jaren de experimentelen verdrong.
In Faedrelandssange en Mytologi toont Rifbjerg zich weer van zijn scherpste zijde. Faedrelandssange (Patriottische liederen, 1967) wil als een spons het te enge levenspatroon | |
[pagina 28]
| |
van de auteur uitwissen. De titel heeft een sarcastische bijklank, want het vaderland is tegelijkertijd Denemarken en het niemandsland van de schrijvende en observerende dichter. Peter Brask schreef volgend commentaar bij dit werk: ‘Ces poèmes nationaux ne sont pas sur ni pour le Danemark’Ga naar eind(12). Met het pour kan ik akkoord gaan, met het sur slechts onder bepaalde voorwaarden.
Mytologi (1970) tracht mythen, of ze nu van klassieke of recente oorsprong zijn, te ontmaskeren. In het tijdschrift ChancenGa naar eind(13) werd nog vrij recent, zij het onrechtstreeks, aandacht besteed aan die bundel. Klaus Rifbjerg en Peter Madsen brachten er commentaar uit bij het gedicht Prometheus laenket dat oorspronkelijk in Mythologi verscheen. In dat gedicht komt naast de onschuld ook het onuitputbaar ik aan bod: ‘Ik weet beter en zelfs al kan ik / daarvan niet verkopen, dan / ben ik toch boutique, nietwaar.’ De dichter is boutique, of anders gezegd een winkel met een uitstalraam. Hij biedt zijn eigen ik aan, ik in de ruimst mogelijke zin. En bij dat ik wordt een hele samenleving betrokken. Mytologi werd met een zekere afstandelijkheid geschreven en het protest werd er niet vingerdik over uitgesmeerd - integendeel. De taal is veel gecondenseerder dan in Amagerdigte en het werk veronderstelt een flinke dosis literaire vóórkennis en taalinzicht. Het protest is indirect, net als in de toneelstukken van Beckett. | |
ProzaRifbjergs prozadebuut, Den kroniske uskyld (1958), was meteen een voltreffer. Na een lang ‘preludium’, waarin het school lopen centraal staat, neemt de roman een zeer interessante wending, waarbij een aantal driehoeksverhoudingen op de voorgrond treden. Hierbij rijzen een aantal fundamentele vragen die Rifbjerg nog vaker zal stellen en die door Hakon Stangerup als volgt werden geformuleerd: ‘Faut-il que la bonté, la pureté, que tout ce qui veut être vrai finisse si mal? Le monde des grandes personnes est-il si méchant, l'amour est-il si solitaire?’Ga naar eind(14).
Hoofdthema is de chronische onschuld. Een ontluikende liefde tussen twee van de drie hoofdpersonages, Tore en Helle, krijgt geen schijn van kans. Tore, sterk geïnhibeerd door het wansmakelijk gedrag van zijn stiefvader, kan en wil Helle niet onder druk zetten; hij verlengt zijn onschuld op kunstmatige wijze. Anderzijds wordt een gelukkige afloop onmogelijk gemaakt door Helles moeder, die de jonge liefde met afgunst volgt en dwarsboomt. Janus, Tores schoolkameraad, verheft Tore tot een held en ziet in hem de verpersoonlijking van de onschuld; zelf vergrijpt hij zich aan Ellen. Veel dramatischer echter is de ontknoping waarbij de moeder van Helle Tore verleidt. De balans: Tore wordt geïnterneerd in een psychiatrische instelling en Helle pleegt zelfmoord. Dit boek vertoont enige gelijkenis met de Amerikaanse film The graduate, maar Rifbjergs prozadebuut is veel pessimistischer dan de film.
Na het verschijnen van die eerste roman volgde snel een nieuw werk. In | |
[pagina 29]
| |
1964 bundelde Rifbjerg een aantal novellen in Og andre historier (En andere verhalen), waarin vaak de kinderen jeugdjaren aan bod kwamen. Operaelskeren (De operaminnaar, 1966), zijn volgend belangrijk werkGa naar eind(15), behandelt de ongemakkelijke verhouding tussen wiskundeleraar Helmer Franck en de operazangeres Mira Hjelm. Helmer, tegelijkertijd tevreden en ontevreden met zijn kleinburgerlijk bestaan, zoekt compensatie bij Mira, maar vindt toch geen echte bevrediging. Daar heeft Mira echter weinig schuld aan; het zelfbeeld en het ego-ideaal van Helmer liggen te ver uit elkaar opdat hij zich met de realiteit zou kunnen verzoenen. Zijn ‘relatie’ met Mira is dan ook geen echte uitweg. Opnieuw een pessimistisch boek.
Amper een jaar later verschijnt Arkivet (De archiefkamer), een boek dat niet alleen erg somber en overtrokken is, maar dat als het ware een poging is om toch maar ja tegen het leven te zeggen. Het is een ja maar... Veel bruisender is de roman Lonni og Karl (1968), die in het Nederlands onder de titel Gonnie en Claes verspreid werdGa naar eind(16). De handeling heeft plaats in de zomer van 1968 en de hoofdfiguur is Karl, een jonge regie-assistent bij een Deense filmmaatschappij. Ontevreden over zijn alledaags bestaan, zoekt hij ontspanning en bevrediging in de droom en overmatig alcoholgebruik. Zijn vrouw, Lonni, is daarentegen een heel nuchter iemand en als Karl na vele avonturen aan de grond zit, is zij het die hem steunt, ook al zou ze zelf wat steun kunnen gebruiken na een operatie waarbij ze een kind heeft verloren. In dit vitale boek wordt veel over de revolutie gepraat en geschreven. Het is als het ware een tijdsdocument. Was het immers niet in 1968 dat men in Parijs l'imagination au pouvoir eiste. Rifbjerg heeft zich bij het schrijven van dit boek duidelijk laten inspireren door de studentenopstand tegen de traditionele en verworven rechten. Misschien werd het boek vóór de meirevolutie geschreven - daaromtrent heb ik geen gegevens -, maar die revolutie was voor nauwkeurige waarnemers geen plotse uitbarsting. Er gistte reeds lang wat. Lonni og Karl is een vlot geschreven boek, dat na méér dan tien jaar nog steeds actueel is. Velen hebben immers het spelen verleerd en de droom is vaak de enige uitweg - helaas samen met drugs, alcohol en andere bewustzijnsverruimende of -verdovende middelen.
In 1969 verschenen twee nieuwe werken: de novellenbundel Rejsende (Op reis) en de roman Anna (jeg) Anna. Anna (ik) Anna werd oorspronkelijk door de Deense radio uitgezonden en bestaat uit een reeks vrij korte hoofdstukken waarin nu eens Anna aan het woord is, dan weer de auteur - de man die Anna volgt en beschrijft. De hoofdstukken zijn dan ook afwisselend in de ik- en zij-vorm gesteld. Anna, de vrouw van een ambassadeur, moet om psychotherapeutische redenen terug naar Kopenhagen. Tijdens haar reis ontmoet ze Jørgen Schwer, een jongeman op weg naar de gevangenis. Samen verschalken ze zijn bewakers en beleven dan een aantal illegale en groteske avonturen. Anna (ik) Anna is een bijzonder | |
[pagina 30]
| |
boeiende roman. Het verhaal is zo meeslepend dat men haast zou vergeten dat in dit boek belangrijke dingen gebeuren. Anna wordt door de vlucht, die voor Jørgen Schwer op een tragische wijze eindigt, heel wat rijper. De drang om haar dochtertje te vermoorden (de reden waarvoor ze naar Kopenhagen moest) vervaagt en het boek eindigt met een opgewekte gedachte aan Minna. De revolutie die Karl (Lonni og Karl) zo koortsachtig najaagde, krijgt in Anna (ik) Anna echt gestalte; Anna slaagt erin de remmen en de hindernissen van haar milieu van zich af te werpen en de wereld met een nieuwe geladenheid tegemoet te treden - en daar komt Karl, ondanks alles, nauwelijks aan toe. Anna (ik) Anna is wellicht het meest optimistische boek dat Rifbjerg ooit heeft geschreven.
Lena Jørgensen (eigenlijk bevat de titel ook nog haar adres: Klintevej 4, 2650 Hvidovre), verschenen in 1971, confronteert Kjeld Deeners, een auteur, met een huismoeder uit Hvidovre: Lena. De confrontatie gebeurt niet alleen via publicaties, maar ook door middel van brieven. Lena Jørgensen zendt Deeners immers een brief waarin ze zonder veel omhaal kritiek en lof door elkaar haalt. Ze ontmoet Deeners ook in levende lijve. Belangrijker dan die ontmoeting lijken me echter de standpunten die Deeners in zijn brieven inneemt; ze verduidelijken Rifbjergs opvattingen over de relatie auteur-lezer(es).
‘Nu en dan kan het ook voor een auteur eens goed zijn na te gaan of hij überhaupt een mening heeft en dat gebeurt het best als hij ze tracht uit te drukken. Het overgrote deel is slechts geklets, maar het verwonderlijke is dat velen zich meer voor de meningen dan voor de kunst van auteurs interesseren...’ Deeners geeft toe dat hij daarvan leeft en geeft Lena dan volgende raad: ‘Lees mijn boeken en laat mijn meningen links liggen.’ Hier is een beroepsauteur aan het woord; hij schrijft boeken zoals de schilder schilderijen maakt, zoals de bakker brood bakt en zoals die andere mensen bezint hij zich nu en dan over zijn standpunten, maar het gaat bij het schrijven in de eerste plaats om het resultaat, om het produkt. Een auteur heeft volgens Deeners (lees Rifbjerg) slechts één plicht: een goed produkt afleveren. In het reeds eerder geciteerde krantenartikel Anmeld dem til politiet verdedigt hij trouwens dezelfde stelling.
Naast deze belangrijke werken heeft Rillijerg ook nog Den syende jomfru og andre noveller, Brevet til Gerda, enz. op zijn actief. Op het ogenblik dat ik dit kort overzicht schrijf (februari 1980) is zijn laatste werk, voor zover me bekend Joker (1979). In die roman tracht de journalist Jeremias Lister, nadat hij steeds over anderen geschreven heeft, over zichzelf te schrijven. Lister is een van die vele Rifbjergfiguren die het moeilijk hebben met hun omgeving en zichzelf. Men vindt ze ook terug in zijn toneelstukken: Voks (Groei 1968), Udviklinger (Ontwikkelingen, 1965) en in het filmscenario Week-end (1962).
Niet alleen de onschuld is een constante in het werk van Rifbjerg, het | |
[pagina 31]
| |
identiteitsprobleem (wie ben ik en hoe fungeer ik in de maatschappij) is dat evenzeer. Het zijn constanten die zich bij al zijn activiteiten aftekenen en hoewel dit artikel slechts enkele aspecten van Rifbjergs werk belicht, hoop ik dat het de lezer zal aanzetten tot een nadere kennismaking met de werken van de coryfee der Deense letteren. |
|